Mijn eerste Friese roman (Rink van der Velde – De Fûke) las ik zo’n vijftig jaar geleden. Ook bij later herlezen maakte de kleine roman, die zich in de Tweede Wereldoorlog afspeelt, grote indruk. Het deze maand verschenen nieuwe boek van Willem Verf, Leafde yn oarlochstiid, trof me op dezelfde manier. Misschien speelt daarin ook een rolletje dat we hier in Koudum eerder dit jaar een indrukwekkende tentoonstelling met verhalen over de Tweede Wereldoorlog hadden.

De nieuwe, kleine roman van Willem Verf speelt zich voor het grootste deel af in de Tweede Wereldoorlog en we volgen personages zowel in Nederland (Friesland) als in Duitsland. Het verhaal begint in oktober 1940 in een Duits stadje in het Ruhrgebied. Rosa, net twintig jaar oud, werkt daar in een kruidenierswinkel. Enkele maanden eerder is de filiaalcheffin weggegaan en Rosa krijgt het aanbod om haar plek in te nemen. Dat neemt ze graag aan.
Ondertussen wordt de lezer vanaf bladzij één ook direct geconfronteerd met de Tweede Wereldoorlog. Dagelijks komt er een vaste klant binnen. Steevast begroet hij het personeel luid en duidelijk met ‘Heil Hitler’ en hij verwacht dat het personeel hem ook zo terug groet. In volgende hoofdstukken, telkens enkele maanden later, leren we Rosa en haar familie beter kennen. Ze gaat met de bus naar de winkel, haar vader werkt in ploegendienst in een steenkoolmijn. Een jonger tienerbroertje, Johann, zit bij de Hitlerjugend. Vooral de vader van Rosa moet niet veel hebben van het feit dat zijn zoon verplicht bij de Hitlerjugend zit, maar ook Rosa en haar moeder staan daar niet achter.

Gaandeweg de oorlog wordt het steeds moeilijker om aan (levens)middelen voor de winkel te komen, ook sneuvelen er bekenden aan het front. Vanuit geallieerde vliegtuigen worden onschuldige mensen beschoten en bommen afgeworpen, waardoor Rosa de schuilkelder moet opzoeken. In juni 1943 maakt Rosa bij de bushalte kennis met een jongeman. Hij blijkt uit Nederland te komen, uit Friesland, en werkt als chauffeur bij Organisation Todt. Die organisatie was aanvankelijk een bouwmaatschappij die barakken en bunkers bouwde voor het Duitse leger. Steeds meer wordt de organisatie echter ingezet om puin te ruimen na bombardementen.

De lezer kent de Friese jongeman al een tijdje. Het is Sipke, afkomstig uit Sneek. In oktober 1940 heeft hij de beslissing genomen om in Duitsland als vrachtwagenchauffeur te gaan werken. Niet uit nazistische motieven, maar uit economische overwegingen. Zijn vader is overleden en behalve een oudere broer zijn er nog zeven jongere kinderen. In Nederland kan Sipke geen werk vinden en door het werk in Duitsland kan hij het gezin steunen.
In het begin van de oorlog gaat hij nog wel eens terug naar Friesland. In april 1943 is hij er weer en hij vermoedt dat het de laatste keer zal zijn in deze oorlog, waarvan niet duidelijk is hoelang die nog duurt. Sipke durft het toch niet aan om in Friesland te blijven, hij zou moeten onderduiken en daardoor ook niet meer het gezin financieel kunnen ondersteunen. Bovendien kan Sipke niet opschieten met zijn oudere broer Bearend die een felle NSB’er is.
Willem Verf weet het verhaal, dat uitdraait op de titel ‘liefde in oorlogstijd’, kort en krachtig te vertellen. Dat doet hij niet zomaar. Er zijn drie verhaallijnen, alle drie verteld in de ik-vorm. In de oneven hoofdstukken is die ik-figuur Rosa, in de even hoofdstukken is de ik-figuur Sipke. Als de verhaallijnen van Rosa en Sipke vanaf 1943 bij elkaar komen, zien we soms dezelfde gebeurtenis via beider ogen.
Tussen de oneven en de even hoofdstukken in staan telkens ongenummerde hoofdstukken. Daarin is de ik-figuur de zoon van Sipke en Rosa, en zien we flarden van hoe hun bijzondere geschiedenis verder verlopen is. Deze opbouw werkt voortreffelijk en zorgt er mede voor dat de korte roman nergens aan kracht inboet.

Sterk is Verf in deze roman in het laten zien van morele dilemma’s, zonder deze uit te vergroten. Die dilemma’s spelen zowel aan de Nederlandse als aan de Duitse kant. Dat begint al op de eerste bladzij in Duitsland, als het personeel van de winkel in feite door een klant gedwongen wordt om ‘Heil Hitler’ te roepen. Ook zie je hoe de ouders van Rosa met lede ogen moeten toezien hoe zoontje Johann wordt geïndoctrineerd bij de Hitlerjugend. Je ziet het in Nederland, bij het dilemma van Sipke en vooral ook in het contrast met zijn NSB-broer Bearend. Die zorgt er overigens op een gegeven moment ook voor dat broertje Jitse, die ondergedoken zit op een boerderij, gewaarschuwd wordt voor een Duitse razzia.
De ik-persoon in de niet genummerde hoofdstukken is de zoon van Sipke en Rosa, schreef ik. Maar in een mededeling vooraf staat: “De ik yn de net-nûmere haadstikken is de skriuwer”. Het boek is dan ook opgedragen aan “Fedde en Elsa”, zoals de ouders van Willem Verf in werkelijkheid heetten. Op de achterflap staat dat deze ‘novelle’ gebaseerd is op de herinneringen van de moeder en de vader van de schrijver. Willem Verf heeft die herinneringen in fragmenten te horen gekregen. Het is bewonderenswaardig hoe hij deze fragmenten heeft weten om te smeden tot deze bijzondere Leafde yn oarlochstiid.
© Jelle van der Meulen