In 75 jaar evolueren normen omtrent ‘samen’ naar meer individuele normen. En de op sociaal-democratische en christelijke-sociale waarden gebaseerde verzorgingsstaat verliest aan betekenis door het opkomende (neo)liberalisme.
Na de Tweede Wereldoorlog is de wederopbouw zeer belangrijk. De rooms-rode coalities van PvdA (sociaal-democraten) en KVP (katholieken) geven er in de jaren 1945-1958 uitvoering aan. En de verzorgingsstaat krijgt cachet onder met name premier Willem Drees. Hij wordt ‘Vadertje Drees’ genoemd, omdat hij tal van sociale wetten door het parlement krijgt.
Ook is er sprake van gezagsverhoudingen, soberheid en arbeidsethos staat hoog in het vaandel. Overigens verslechtert de positie van vrouwen. Na een periode van een zekere maatschappelijke zelfstandigheid dienen ze zich op de huishouding te richten. Een betaalde baan voor vrouwen wordt zelfs als ongepast ervaren.
Met het begin van de loongolf in 1961 neemt de welvaart in Nederland snel toe. Ons land wordt een open samenleving waarin burgerlijke normen ter discussie komen. Tegelijk komen er ruimere maatschappelijke mogelijkheden. Relevant is de doorbraak van meer democratisering, onder meer aan universiteiten. In het maatschappelijk debat groeit de aandacht voor verdraagzaamheid, medemenselijkheid en gelijkwaardigheid. Jongeren realiseren eigen subculturen. De emancipatie van vrouwen krijgt een sterke impuls door de introductie van de pil in de jaren zestig.
De jaren zeventig staan in het teken van verdergaande welvaart. Autobezit neemt toe, evenals vakanties naar het buitenland en veel meer kinderen uit arbeidersmilieus studeren. Progressief denken schiet wortel. Positieve aandacht voor abortus groeit. Het verval van aloude gezagsverhoudingen uit de verzuilde samenleving zet door.
In 1980 gaan drie christelijke partijen formeel samen in het CDA. De katholieke premier Lubbers regeert in drie kabinetten tussen 1982-1994. No nonsens is het devies, dus een praktische benadering vanuit de politiek richting maatschappij, in plaats van bevlogenheid.
Daarnaast is het opvallend dat hedonisme traditionele burgerlijkheid voorbij streeft als belangrijkste waardenoriëntatie. De bevrediging van hebzucht is een voorbeeld van een sterker individueel getint normbesef.
PvdA-er en voormalig vakbondsleider Wim Kok volgt in 1994 Lubbers op als premier. Kok ontdoet de PvdA van ideologische veren en kiest voor samenwerking met VVD en D’66 in twee paarse kabinetten (1994-2002). Het is een periode van economische vooruitgang, verdergaande individualisering en hogere opleidingsniveaus. Ook dringt een managementgerichte cultuur organisaties binnen; de groeiende bureaucratie zorgt ervoor dat belangen van burgers naar de achtergrond verdwijnen.
Onder CDA-premier Balkenende (2002-2010) en VVD-premier Rutte (2010-2023) ontwikkelt zich de digitale samenleving. Het klassieke onderscheid tussen links en rechts vervaagt. Europese eenwording, het vluchtelingenvraagstuk en zorgen over maatschappelijke verdeeldheid komen in het publieke debat sterker naar voren. Ook wordt er gesnoeid op de verzorgingsstaat en de pensioengerichte leeftijd wordt verhoogd van 65 naar 67 jaar. Daarnaast vallen er veel ontslagen in de kwetsbare zorgsector.
De (neo)liberaal Rutte vaart wel bij een oppervlakkige politieke boodschap. Hij is in staat grote groepen kiezers naar de VVD te trekken. In april 2020 verkondigt hij in de Tweede Kamer dat Nederland ‘in de kern diep socialistisch is’. Gelukkig heeft ons land premiers gekend die deze denkfout niet maken.
© Wiebe Dooper, historicus