Categorieën
Poëzie

VOOR DE MIS 1 EN 2

Voor de Mis (1)

Op zondagmorgen wordt mijn
moeder mooier nog dan zij al is.
Haar schort blijft in de kast.
Ze haakt haar zijden kousen vast
daar, waar haar blankheid overgaat
in duisternis. Op zondagmorgen is
mijn moeder vol geheimenis, met
lippenrood en donker-krullend haar.
En ik vang elk gebaar waarmee zij
minder moeder wordt, steeds meer
het meisje dat ik van een foto ken;
dat uitgelaten door de golven rent
in een voorbije tijd, toen ik nog
niet bestond. En dat ik haar, dat
zij mij vond, lijkt groter wonder
dan tevoren. Op zondagmorgen
word ik steeds opnieuw geboren.

•••

Voor de Mis (2)

Op zondagmorgen is mijn vader steeds
gehaast. Hij jaagt ons op, hij bidt
en raast en pas wanneer wij naast hem
zitten in de lege, houten banken vindt
hij rust. Daar ligt zijn troost, zijn
lust en elke zondagmorgen wil hij daar
als eerste zijn. Hij wil de eerste
klanken van het orgel horen; hij wil
getuige zijn hoe het koor opnieuw
geboren wordt door het binnenkomen van
de zangers, één voor één. Mijn vader is
nog voor de dienst begint al heel ver
heen; ontroering snoert zijn keel toe
en zijn blik wordt stom. Wij zijn zo
dom om stilletjes te keten, onwetend
van de zwaarte van zijn ziel, en dat hij
‘soms als ons’ wil zijn: precies zo zwak,
precies zo klein. Een kind dat om zijn
Vader roept, en zich bemind wil weten.

Ria Zifkamp (1950-2016)

© Foto Sander Groen: Sint Vituskerk in Blauwhuis.