Dit is de laatste sneeuw. April gedijt.
Met Mozart treed ik deze kamer binnen
die gij verlaten hebt. Hem is de tijd
genadig immers die van zijn beminnen
vervuld is, die vergaat gelijk een droom
in duisternis. Toch zal uw wederkeren
nog een vervulling zijn: de metronoom
valt langzaam stil, de geur van coniferen
in voorjaarslicht verspreidt zich in de wind.
Dan zult gij komen. Eer de blinde linden
gaan geuren komt bij met het blijde kind
in uwe schoot dat we in elkaar beminden.
Jan Vercammen (1906-1984)
Uit: Tussen twee woestijnen, 1958