In 2014 schreef ik een artikel over een vooraanstaand dichter binnen de Nederlandse letterkunde na de Tweede Wereldoorlog (zie op Wikipedia onder Nico Verhoeven, dichter; bij ‘bronnen’ staat dat artikel). Naderhand schreef ik vaker over hem, ook hier op Brekt. In mijn bijdragen over Verhoeven komt ook een aantal keren de naam Toyke de Wilde voorbij. Zij zal huwen met Nico en later weer van hem scheiden. Na vele, en vaak wilde, omzwervingen, wordt na haar overlijden de urn, met daarin haar as, bijgezet in het graf van de in Bolsward begraven Nico Verhoeven. Ook over dat graf, en tekst en steen verzorgd door kunstenaar Judith Boer, schreef ik. Wellicht goed hier nog even in te gaan op deze Toyke de Wilde, aan wie een ovale grafsteentje, door de tijd schier onleesbaar geworden, op het graf van Nico herinnert.
De reden voor mij hier nog kort aandacht te vragen voor Trijntje Hagman (de geboortenaam van de latere kunstenaar Toyke de Wilde) is een wat merkwaardige, maar wel aardige. Ik kon namelijk via een Frans antiquariaat het boek ‘Verzamelde gedichten van Nico Verhoeven’ bemachtigen. Dat boek had ik al, maar het aardige aan juist dit boek was dat Toyke in maart 1982 voor ene ‘Jan’ daarin een handgeschreven opdracht had verwoord, voorzien van een vastgehechte (pas)foto van zichzelf!
Trijntje Hagman
Toyke wordt als Trijntje Hagman op 10 mei 1915 in Delft geboren. Van jongs af aan beweegt ze zich graag in de plaatselijke kunstenaarskringen, waarbij de essayist Dirk Coster (Delft 1887-Delft 1956) de toonaangevende rol speelt. Wanneer Nico Verhoeven een baantje krijgt bij de Delftse Courant en in Delft komt te wonen, ontmoet hij op de 60e verjaardag van Dirk Coster, te midden van talrijke bekende schrijvers en andere kunstenaars, Truus Hagman, zoals Trijnte zich al in haar jeugd laat noemen. In deze nogal wilde en losbandige jaren na de oorlog staat Truus in Delft bekend als ,mannenverslindster’, want na de scheiding van haar eerste man krijgt ze zeer kortstondige relaties met diverse andere aanbidders.
Ze wordt beschreven als ‘een zigeunerin met ravenzwart haar, donkere smachtende ogen en een onweerstaanbare mond. Een vrouw die slachtoffers maakt…’.
Die avond slaat de vonk over. Nico en Truus (die zich dan al Toyke de Wilde laat noemen, ook op haar visitekaartjes, met als beroep ‘romanschrijfster’) krijgen een innige liefdesband. In het dichtwerk van Nico zowel als dat van Toyke is dat al vroeg te merken. Ze besluiten samen te gaan wonen in Amsterdam, waar Nico zijn baan in Delft aanhoudt en Toyke zich voordoet als waarzegger.
Ook in Amsterdam bewegen ze zich in spraakmakende kunstkringen, tot het moment dat Toyke ziek wordt en haar door haar arts wordt geadviseerd buiten de stad te gaan wonen. Nico kan gaan werken bij de Nieuwe Apeldoornse Courant en dan willen ze graag gaan wonen in Epe. Wanneer hun oog valt op een huisje, ‘Zonnehof’ geheten, blijkt dat alleen getrouwde stellen daar mogen wonen. Op 8 oktober 1949 trouwen ze.
Ondertussen ontwikkelt de dichter in Verhoeven zich razendsnel. Een aantal dichtbundels ziet het licht en hij krijgt zelfs een regeringsopdracht in 1950: het schrijven van een groot gedicht over hoe jongeren de naoorlogse tijd aanvoelen. Daartoe verblijft hij enige tijd in de Marnixstraat in Amsterdam, terwijl Toyke in Epe blijft wonen. Na het voltooien van de opdracht keert Nico terug naar Epe en gaat weer bij zijn vrouw wonen. Het huwelijk brengt niet de rust die met name Toyke verwacht had. In 1955 besluiten ze te gaan scheiden. Daarmee zal, inderdaad, het samenwonen en -zijn voorbij zijn, maar geestelijk zullen ze elkaar toch niet kunnen loslaten.
De liefde in hun poëzie
De verzen die Toyke in de jaren na hun scheiding schrijft, zullen blijven getuigen van hun liefdevolle verbondenheid. Deze gedichten zullen in de bundel ‘Brief aan de liefste’ in 1963 verschijnen bij uitgeverij De Beuk in Amsterdam. Net als die van Verhoeven passen deze gedichten in de dan gangbare vorm van die van de ‘Vijftigers’: een reactie op de vastomlijnde dichtvormen van die van voor de oorlog, waarbij metrum, ritme en rijm, alsook de vormgeving van het werk, een eigen weg gingen, de experimentele. Bij het werk van zowel Verhoeven als De Wilde mag eveneens gesproken worden van z.g. anti-rationele poëzie.
Opmerkelijk is dat vooraan in Toykes bundel Nico mag schrijven:
Alleen al op basis van gedichten die ze schreven, kan geconcludeerd worden dat de liefde tussen hun beiden bleef bestaan. Duidelijker nog blijkt dat, zoals ik elders al uitgebreid beschreef, door de wijze waarop Toyke zich opstelde bij het overlijden van Nico in 1974: ze zat met Judith Boer en haar kinderen doodstil in het atelier op de Kleine Dijlakker in Bolsward waar Verhoeven opgebaard lag, onderwijl haar grote liefde uittekenend. En, getuigend van die eeuwige band tussen beiden, heeft ze naar wens op 8 maart 1996, na haar overlijden op 23 december 1995 en de daaropvolgende crematie, de urn met haar as laten bijzetten in dat hoogst bijzondere graf op de Algemene Begraafplaats in Bolsward, daar waar haar allerliefste al lag…Een geborgenheid waar ze wellicht haar leven lang naar gezocht heeft.
De grafsteen van Verhoeven is vormgegeven door Judith Boer, zijn andere grote en gelukkige liefde tot het laatst. Op het kleine steentje, dicht bij het pad, valt met enige moeite te lezen: ’10 mei 1915//Trijntje Hagman//23 dec. 1995′. Daaronder de tekst ‘Brief aan de liefste’. Zoals ook de titel van haar dichtbundel luidde. Wie de liefste van Truus Hagman een groot deel van haar leven is geweest, moge duidelijk zijn
© Willem Haanstra
Geraadpleegde bronnen:
Diverse publicaties over Nico Verhoeven
Enkele archieven, waaronder dat van van oud- gemeente Bolsward en Koninklijke Bibliotheek
en Judith Boer.