In deze artikelenreeks staan de bijdragen van twee sociaal-democratische centraal, Sam de Wolff (1878-1960) en Bart Tromp (1944-2007), beiden geboren in Sneek en leerlingen aan het gymnasium Magister Alvinus. Sam de Wolff groeide op aan het Schaapmarktplein en leidde een zeer dynamisch leven in persoonlijk, politiek en maatschappelijk opzicht.
Sam de Wolff en Sneek
Sam groeide op in een joods gezin met acht andere kinderen. Met zijn vader Abraham de Wolff had hij een slechte verhouding. ‘Maar ook zijn broers David en Hein konden niet met hun vader overweg. Net als Sam was David sociaal bewogen. Hein was een idealist, die naar Zuid-Afrika trok en daar sneuvelde in de Boerenoorlog’, aldus Henriëtte Peerelaar-Parfumeur, een nicht van Sam de Wolff. ‘Mijn moeder was de oudste dochter in het gezin en zij haalde de hbs en dat was vrij zeldzaam in die tijd voor een joods meisje.’
Een ander familielid is Jo de Wolff-de Jong. Haar schoonvader was een neef van Sam de Wolff. ‘Wij moesten Sam zeggen, hij wilde door ons niet oom worden genoemd. Hij had zich verdiept in zijn voorouders, die deels uit Doetinchem afkomstig waren. Sam zei eens tegen mij: “Alle de Wolffen zijn lastig; jij hebt een echte.” Daar bedoelde hij mijn man mee.’ In zijn geboortestad rondde hij zowel het gymnasium a en b af. Hij was met name een uitblinker in wiskunde.
De gymnasiast wilde beslist studeren. ‘De vader van Sam de Wolff zei daarover met een wat negatieve ondertoon: “Als hij niet in de zaak wil, mot ie maar studeren”‘, aldus Jo de Wolff-de Jong. Op aandringen van zijn vader, ging de student medicijnen studeren. ‘Maar, hij was zelfs bang voor bloed’, zegt Henriëtte Peerelaar-Parfumeur. Hij brak deze studie dan ook af. Toen Sam thuis mededeelde, dat hij nu wiskunde studeerde, kon hij vertrekken. Vader en zoon zouden elkaar dertig jaar niet spreken.
Het betekende eveneens zijn afscheid van Friesland en van Sneek ‘dat hij als een klein en benauwd stadje ervoer’, aldus Henriëtte Peerelaar-Parfumeur. In Voor het land van belofte schreef hij over de agrarische crisis (1878-1895) die Friesland teisterde. ‘Zo wordt het regionaal centrum Sneek, dat én in zijn handel én in zijn bedrijven sterk op de onmiddellijke omgeving is aangewezen, wellicht het heftigste door de crisis getroffen.’
Naar het socialisme
Verder vond de auteur het opvallend dat het socialisme in Friesland goed aansloeg terwijl hier geen industrie van betekenis was, alleen veel mensen die werkzaam waren in de landbouw. Op veertienjarige leeftijd raakte hij onder de indruk van de eerste mei-viering die in 1892 op een zondagmiddag even buiten de stad werd gehouden. ‘Veel zal ik van de redevoeringen wel niet hebben begrepen, maar het gezang der Friese arbeiders ontroerde mij het diepst.’ In dat jaar bezochten ook de prinsessen Emma en Wilhelmina Friesland en ook Sneek, volgens De Wolff bedoeld om de socialistische beweging te bestrijden.
Volgens Rienk de Jong, die zich in het leven van De Wolff verdiepte, beging hij toen naar eigen zeggen een jeugdzonde. Want op verzoek van een muzikant, schreef de jonge Sam een tekst voor een lied ter ere van de jonge prinses Wilhelmina. Het lied werd bij haar komst en die van moeder Emma gezongen. Dankzij Sam de Wolff was het mogelijk dat aan het einde van de zomer van 1899 in Sneek een lokale afdeling van de SDAP werd opgericht, want voor het oprichten van een afdeling waren zes personen nodig, aldus Rienk de Jong. Deze totstandkoming was betrekkelijk laat. ‘Dat had te maken met het gegeven dat hier redelijk veel anarchisten en aanhangers van Domela Nieuwenhuis waren’, aldus Rienk de Jong.
© Wiebe Dooper
Deze tekst is grotendeels afgeleid van het artikel ‘Denkers aan de linkerkant’ (pag. 73-80) gepubliceerd in Sneek in de 20ste eeuw (2006).
Eerder verscheen:
https://www.brekt.nl/sociaal-democratische-denkers-uit-sneek-1/