Fractievoorzitter Pieter Jan Scholtanus van Mooi SWF stelt vragen aan het college van Súdwest-Fryslân die erop zijn gericht wat de relaties zijn tussen CO2-uitstoot en de autoluwe proef. Scholtanus stelt dat autoverkeer door de verkeersproef alternatieve routes kiest, die in de meeste gevallen langer zijn dan de oorspronkelijke. Een langere route vraagt meer brandstof en meer brandstof betekent meer CO2-uitstoot, aldus de redenering van Scholtanus.
Zijn partij, Mooi SWF, kreeg van een verontruste inwoner onderstaande informatie binnen met betrekking tot CO2-uitstoot:
- De uitstoot CO₂ per liter brandstof kan worden gesteld op 2 kg. (gemiddelde)
- De uitstoot CO₂ per liter benzine is 2,3 kg.
- De uitstoot CO₂ per liter diesel is 2,6 kg.
- De uitstoot CO₂ per liter lpg is 1,6 kg.
- Het gemiddelde stadsverbruik van een auto is 1 liter : 15 kilometer.
- Er rijden gemiddeld 500 auto’s per dag om.
- De alternatieve route is 5,0 km langer (Rondweg Sneek Noord – Martiniplein).
- De maatregel is 250 dagen per jaar van toepassing.
De formule luidt als volgt:
Toegenomen brandstofverbruik in liters: [Het gemiddelde aantal auto’s dat omrijdt x het aantal toegenomen kilometers] / [Het gemiddelde stadsverbruik in liters]
Toegenomen uitstoot CO₂: [Het toegenomen brandstofverbruik in liters] x [De uitstoot CO₂ per liter brandstof].
Uitwerking van de formule:
Toegenomen brandstofverbruik in liters: [500 x 5] / [1/15] = 166 liter
Toegenomen uitstoot CO₂, benzine: 166 x 2,3 kg = 381,8 kg per dag
Toegenomen uitstoot CO₂, diesel: 166 x 2,6 kg = 431,6 kg per dag
Toegenomen uitstoot CO₂, lpg: 166 x 1,6 kg = 265,6 kg per dag
Dit betekent dat de toegenomen uitstoot CO₂ per jaar het volgende bedraagt:
95.450 kg per jaar voor benzine auto’s
107.900 kg per jaar voor diesel auto’s
66.400 kg per jaar voor lpg auto’s
In deze uitwerking zijn elektrische en hybride auto’s buiten beschouwing gelaten.
Het gestelde dat er 500 auto’s een alternatieve route dienen te nemen is een aanname. Exacte cijfers zijn bekend bij de gemeente, die via verkeerstellingen worden gedaan.
Aan de hand van bovenstaande informatie wil Scholtanus onder meer van het college weten:
In hoeverre is het college op de hoogte van de toegenomen CO2 uitstoot? Indien bekend: waarom is het effect niet eerder gedeeld? Indien niet bekend: waarom is dit effect niet nader onderzocht.
Is het college op de hoogte van het feit dat als de Prins Hendrikkade (250m) uit de proef wordt genomen, er al een groot deel van de hogere CO2-uitstoot zou worden voorkomen? Zo ja, waarom is de proef niet aangepast met de openstelling van de Prins Hendrikkade? Zo nee, kan de Prins Hendrikkade z.s.m. uit de proef worden gehaald en weer worden opengesteld?
Is het college op de hoogte dat door de hogere CO2 uitstoot de inwoners rondom de Goeman Borgesiusstraat en de Worp Tjaardastraat nu veel overlast en hinder ondervinden in hun leefbaarheid en hun gezondheid? Zo ja, welke concrete toezegging kunnen worden gedaan aan de bewoners van deze straten? Zo nee, waarom is dit niet eerder onderzocht dan wel benoemd?
Het college is op de hoogte van de klimaatdoelen van 2030. In hoeverre werkt deze verhoogde uitstoot van CO2 tegen dit voornemen? Gaat het college de toegenomen uitstoot van CO2, welke door de autoluwe proef wordt gecreëerd, op een andere wijze compenseren? Met name ook in de gebieden waar de meeste CO2 wordt uitgestoten?
Wordt vervolgd.
Wiebe Dooper