In Al mijn moeders, Een familiegeschiedenis van analfabeten, armen en arbeiders uit 2022 gaat journalist Anita Terpstra op zoek naar de achtergrond van haar voorouders. Zij verdiept zich vanaf 1748 in de Borgertak uit de omgeving van Harkema. Met zijn voorheen uitgestrekte heidevelden en plaggenhutten stond deze bekend om zijn extreme armoede, inteelt, alcoholisme, criminaliteit, zedeloosheid en analfabetisme.
In dit egodocument neemt de auteur de lezer mee op haar zoektocht door de literatuur, archieven, Wikipedia en Google, op haar reis langs diverse locaties, waaronder Openluchtmuseum De Spitkeet in Harkema en interviewt zij familieleden. Als een jonge vrouw uit de 21e eeuw reflecteert zij het verleden met de hedendaagse waarden en normen. Het boek leest als een aanklacht tegen het onrecht dat haar familieleden -en alle heidebewoners- toentertijd is aangedaan. Soms schaamt zij zich er zelfs voor dat leden uit haar stamboom in een spitkeet hebben gewoond.
De auteur richt zich niet alleen op de ‘moeders’, maar op alle familieleden die in plaggenhutten hebben gewoond. Een eenzijdige benadering. Wanneer Evert Hendrik Borger (1824-1909) een woning en weiland koopt en het hem voor de wind gaat doet ze liever geen verder onderzoek: ‘wat niet weet wat niet deert’. Het past niet in haar beeld van permanente armoede en slachtofferschap. Voor Terpstra lijkt de geschiedenis generaties lang een constante lijn van schrijnende armoede. Tegen te lage lonen werd bikkelhard gewerkt voor adel, vervener, gegoede burgerij of boer.
Terpstra gaat met haar associaties soms met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis. Van de 95 stellingen van Luther in 1517 tot keizer Karel V, Martenastate, de adel en bouw van de Blokhuispoort, slechte huisvesting en fabrieksarbeid in de grote steden wordt verbonden aan de situatie op de heide. De context van het platteland is daarmee niet te vergelijken. De levenswijze en (sub)cultuur van de heidebewoners wordt onvoldoende uitgewerkt. Bijvoorbeeld een jarenlange traditie van de familie Borger is het trekken van berkenboompjes op het landgoed Foghelsangh State van baron Van Heemstra in Veenklooster. In 1895 worden ze ‘betrapt’ en aangeklaagd voor ‘diefstal’ van 2.000 berkenboompjes. Dit fenomeen had aanleiding kunnen zijn om in te gaan op de manier van overleven. Evenals stropen was berkentrekken in hun beleving ‘legitiem’. Inzicht in de subcultuur binnen de context van die tijd had meer recht gedaan aan de personen die ze beschrijft.
Terpstra heeft een vlotte pen en presenteert verrassende doorkijkjes en wetenswaardigheden over de ‘Harrekieten’ uit haar familie, maar doorbreekt niet alle vooroordelen.
Wiebe Hoekstra, historicus