Door Bert van den Braak op Parlement.com
Tegenstemmen door regeringsfracties ‘kan’, maar er is een grens.
Dat partijen die deel uitmaken van een coalitie niet over alles hetzelfde denken, is logisch. Er is ook altijd een zekere ruimte om afwijkend te stemmen. Waar ‘de grens’ precies ligt, voordat het tot een botsing komt, is minder helder. Allereerst is uiteraard van belang dat er, ondanks tegenstellingen, toch een Kamermeerderheid is die steun geeft aan de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid. Zonder die steun is het kabinet ‘weg’.
De tegenstem van PVV en BBB tegen een motie-Yesilgöz over het toezeggen van € 3,5 miljard aan militaire steun voor Oekraïne, was voor diverse oppositiefracties (onder andere GroenLinks-PvdA, D66, Volt en CDA) geen reden om het kabinet een nederlaag toe te brengen door ook tegen te stemmen. Oppositiepartijen zijn ongetwijfeld uiteindelijk uit op de val van een kabinet, maar niet zonder dat afwegen tegen andere belangen. In dat geval de onverminderde steun aan Oekraïne. En het kabinet kon met de verdeeldheid in de coalitie leven.
Anders ligt het bij de aangenomen motie-Eerdmans over afwijzing van de financiering van de Europese herbewapeningsplannen. Hierbij was de stem van de oppositie niet beslissend, omdat PVV, NSC en BBB voorstemden. De vraag is gerechtvaardigd of daarmee geen afkeuring werd uitgesproken over een essentieel onderdeel van het kabinetsbeleid. In de ministerraad van 7 maart stemde het gehele kabinet in met de door premier Schoof uitgesproken steun voor het voorstel-Von der Leyen. De Kamer wees dit via de motie-Eerdmans in meerderheid af. Alleen door niet het onaanvaardbaar uit te spreken, waren er geen consequenties voor het kabinet.
Leest u verder via: https://www.parlement.com/id/vmlhlstj9oqf/afwijken_hoe_ver_kun_je_gaan