Categorieën
Poëzie

GEOPEND


De dag brak, als een eierschaal
zo broos, tussen mijn benen aan.
Daar droop op elke ademtocht
het warme witte licht naar buiten.

Van binnen bleef het steeds bewegen
maar om ons heen stond alles stil.
Toen zwol een ongekend gezang
aan, tot de muren ervan barstten.

Daar, tussen brokstukken en wolken
wit stof, lag in het ochtendgloren
de ongeschonden gele dooier
te glanzen in een aarden kom.

De dokter gaf de kom uit handen;
een dochter. Jonger dan mijn droom
maar ouder nog dan mijn gedachten
en ongerijmd als dit gedicht.

Catharina Blaauwendraad (1965)