Behalve op een straatnaambordje in de wijk Zuid kom je de naam Hendrik Haitsma nauwelijks meer tegen in het oude stadje Bolsward, laat staan dat er nog over hem gesproken wordt. Na de oorlog, op 28 augustus 1947, is zijn naam vastgelegd in de naam van een relatief lange straat, vlakbij het Julianapark. En dan blijft het stil. Ik schreef over deze straatnaam in het boek ‘Bolsward in Namen’ en over zijn arrestatie en deportatie in ‘Bolsward in Oorlogstijd’. Wellicht goed om hier, op basis van archiefonderzoek, andere schriftelijke bronnen en mondelinge informatie, verder in te gaan op het duiden van de man, zijn leven, gemeentelijk werk en maatschappelijke activiteiten. En eindigend met de fatale afloop die zijn beroep als gemeentesecretaris van Bolsward met zich mee bracht: van bakkerszoon uit Arum, via ambtenaar in Bolsward, tot zijn triest levenseinde in het Duitse concentratiekamp Siegburg.
Dit jaar 77 jaar geleden.
Ambtenaar in oorlogstijd
Het Bolswarder ambtelijk apparaat zal tijdens de oorlog uit zo’n 25 personen, bijna allen mannen, hebben bestaan. Daarbij de gemeentelijke politie en de mensen van de buitendienst. Daarnaast was door de gemeente een distributiekantoor opgericht in de oude school in de Kerkstraat. De leiding daarvan kwam in handen van de zoon van oud-burgemeester Praamsma, Johannes. Die benoeming volgde na druk van vader en burgemeester Sjerp. Ook Johannes’ zoon Michiel was daar werkzaam. Hoe langer de oorlog duurde, hoe riskanter het werk op dat kantoor werd, en indirect ook dat op de gemeentelijke secretarie. Er werkten ongeveer 13 mensen op het kantoor dat de plaatselijke distributie, via bonnetjes te verkrijgen op stamkaarten, beheerde. Die stamkaarten werden verleend door de gemeente.
De feitelijke leiding had Follie Mol. De daar ook werkzame Anne Vos (1923) ziet niemand daar die niet te vertrouwen is, wel soms onbezonnen gedrag, met name van de Praamsma’s. Al voor de oorlog werden distributiebonnen verstrekt, allereerst voor suiker. Eind 1943 introduceren de Duitsers een tweede soort stamkaarten, want er werd in de ogen van de bezetter illegaal mee gesjoemeld: onderduikers kregen al te gemakkelijk bonnen om eerste levensbehoeften aan te schaffen. Daarmee kregen de weigeraars voor de Arbeitseinsatz toch voeding en kleding.
Eind ’43 werd als voorwaarde gesteld dat eerst een persoonsbewijs getoond moest worden bij de gemeente, alvorens een stamkaart te overhandigen waarop bonnen te krijgen waren. En dan blijkt, vooreerst alleen intern bekend, de gemeente over te gaan tot het namaken van stamkaarten voor een tachtigtal onderduikers, waarmee toch nog eten, kleding, e.d. verkregen kan worden. Het zijn de latere gemeentesecretaris Douwe Sandstra (1905-1981), ambtenaar Arjan Slippens (1908) en gemeente-ontvanger Ulrik van der Zee (1894-1972) die de vervalsingen maken. Sipke de Jong, Hendrik Haitsma en ook Henk Andela weten ervan, evenals het politiekorps. Ook op het distributiekantoor wist men dat en werkte er volop aan mee.
En dat loopt op een gegeven moment fout, met zeer trieste gevolgen.
Het is zo op het oog, en zeker achteraf, gemakkelijk oordelen over mensen in die stressvolle en vaak bitter armoedige tijd. Vooral over mensen die ingrijpende beslissingen moesten nemen waarmee soms mensenlevens gemoeid waren. In de kleine Bolswarder wereld van ambtenarij, verzet, kerk, zakelijke – en familiebelangen speelden onderlinge verhoudingen een grote rol. Verhoudingen die familiair, beroepsgebonden, maatschappelijk of kerkelijk konden zijn, bepaalden dikwijls het doen en laten. Zo ook in het geval van de distributie via stamkaart en bonnetje.
Invloed Bolswarder verzet
Sinds eind 1941 was er een eerste aanzet gegeven tot een Bolswarder verzetsorganisatie, vooreerst binnen gereformeerde kring. Daarbij speelden, gestimuleerd door de gereformeerde ds. Polman, de Praamsma’s een sturende rol, mede geholpen door mensen als Conradi, Stellingwerf en De Jager. Later voegden zich daarbij katholieken als apotheker Hendriks en winkelier Wierdsma.
De eerste oorlogsjaren was er op het gemeentehuis geen merkbaar verzet. Wel was het politie-apparaat achter de schermen al actief, met name agent Schriever, daarbij niet gehinderd door burgemeester De Jong. De enige agent die sympathiseerde met de nazi-ideologie (Foekema) zal tijdens de oorlogsjaren geen verraad of kwalijk gedrag (kunnen) laten zien. Hij wordt na de oorlog daarom opnieuw als gemeentelijk agent aangesteld.
Niet lang na het begin van de oorlog was het streven van de ambtelijke top om de Duitsers geen alibi te verschaffen om de burgemeester, Sipke de Jong, uit zijn functie te ontzetten en te vervangen door een N.S.B.-burgemeester. Daartoe diende zich al vroeg in de oorlog de Bolswarder Nationaal Socialist Matthijs Eerdmans, sigarenhandelaar aan de Marktstraat 1, aan, daarbij bestuurlijk gesteund door Blomhoff (1895, Barman, Duitsland), woonachtig Hid Heroplantsoen 13, van Duitse komaf. In tegenstelling tot Eerdmans is van hem geen verraad bekend. Vooral dankzij het Bolswarder politiekorps is die burgemeesterswissel er niet van gekomen. Dit korps greep in toen Eerdmans betrapt werd op het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarige jongens, o.a. in ruil voor sigaretten. Hij werd veroordeeld en daarmee had hij afgedaan bij de bezettingsmacht.
Tijdens de oorlogsjaren wordt een nieuwe secretarie gebouwd, aan de Jongemastraat naast het stadhuis. Daarin wordt ook het politiebureau in de Kerkstraat ondergebracht, met een tweetal cellen. Wanneer eind 1943, begin 1944 de spanning onder het personeel toeneemt, zit de ambtelijke tak al in het nieuwe onderkomen. Vlakbij, in de Kerkstraat, bevindt zich dan het plaatselijke distributiekantoor.
Aanvankelijk kwam het, nog sporadische, verzet uit gereformeerde kring. In de loop van de oorlogsjaren vindt daar een groter worden scheiding plaats tussen de maatschappelijke ‘bovenlaag’ en de andere kerkgangers. Die eerste groep bestaat uit de mensen rondom Praamsma. Zij bewegen zich, soms uit groot eigenbelang, meest op de achtergrond. Anderen plegen meer actief verzet: Van der Hauw, Conradi, Stellingwerf, b.v. Daar tussenin mensen als ds. Polman, Folkerts, e.a. Aan het eind van de oorlog blijkt die scheiding der geesten ook in hun opstelling aangaande fysiek geweld, dan wel verstandig opereren. De leiding van het plaatselijke verzet, Falkena, Stellingwerf, Conradi, De Jager, e.a. zien niets in geweld, uit angst voor tegengeweld van Duitse zijde. De moord op een Duitse onderofficier, op terugweg uit Sneek door een knokploeg bij de Snekerpoortsbrug, is door het Bolswarder verzet scherp veroordeeld. De gevolgen van die onbesuisde actie waren dan ook afschuwelijk: vier mannen uit huizen bij de Snekerpoortsbrug gehaald, waarvan drie werden doodgeschoten en een kon ontsnappen.
Zeer op de achtergrond bevindt Haitsma, de personeelschef, zich; hij wordt regelmatig geïnformeerd, gewaarschuwd ook, maar doet zo op het oog weinig. Dezelfde rol blijkt burgemeester De Jong te spelen. Die heeft constant te maken met het antwoord op de vragen ‘hoe omzeil ik de Duitse repercussies’ en ‘hoe houd ik het vertrouwen van met name de katholieke burgers’.
En zo gaat Bolsward op weg naar Pasen 1944.
© Willem Haanstra