De zuchten aan de ziel ontschoten,
De dankbede aan de borst ontstroomd,
En Gode vlammend opgeschoten,
Als gij zijn gunst en goedheid droomt,
Staan in ’t onfaalbaar boek van ’t leven,
Ginds, onuitwisbaar, opgeschreven.
Door Hem, voor wie geen tijd verloopt:
Gij zult ze als zielsherinneringen,
Eens wedervinden, eens die zingen,
Aan Hem, in wie gij stervend hoopt.
Prudens van Duyse (1804-1859)
Uit: Keurbladen uit Nederlandsche schrijvers (1907)
Frauenkirche Dresden © Liuwe van der Meer