Iemand die geschiedenis studeert heeft belangstelling voor meerdere historische onderwerpen. Bij nadere studie van een bepaald onderwerp wordt door de historicus een min of meer procesmatig denken ontwikkeld.
In de jaren tachtig van de eeuw ontmoette ik aan de Rijksuniversiteit van Groningen een medestudent die zich had toegelegd op kennis van de wapensystemen van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Ook de wederzijdse raketaantallen wist de toenmalige twintiger feilloos op te noemen. Deze student ging een internationale loopbaan tegemoet. (Zojuist googelde ik dat nog even ter controle.)
Geert Mak is van mening dat de historicus zich moet laten horen in het publieke debat. ‘Als historicus herken je soms dingen, processen. Maar je moet je voortdurend voor ogen houden dat geschiedenis zich nooit herhaalt, dat de toekomst niet alleen onvoorspelbaar is, maar ook onvoorstelbaar’, zegt hij. In dit verband dient de historicus te letten in welke samenhang de feiten zich voordoen. De geschiedbeoefenaar onderscheidt zich daarmee enigszins van de (dagblad)journalist.
Verder geeft Mak aan: ‘studeer eerst geschiedenis en ga dan de journalistiek in en dan weer terug naar de geschiedenis, dat is het leukste wat er is. In de journalistiek leer je heel veel foefjes waar je weer plezier van hebt.’ Dat is interessante kost, want scherpe journalistieke bijdragen zijn leerzaam voor de historicus. Geschiedbeoefenaars dienen nooit weg te kijken als de journalistiek in staat is gebleken feiten beter te interpreteren. Ook dat kan namelijk.
De historicus en de journalist vullen elkaar aan. Een mooie combinatie. Jan Blokker (1927-2010) bewees dat jarenlang.
Wiebe Dooper
Geraadpleegde bron:
https://www.dbnl.org/tekst/_voo013200501_01/_voo013200501_01_0024.php