Categorieën
Overpeinzingen uit Koudum Súdwest

De optocht in de Koudumer Feestweek

Op 3 september barst in Koudum weer de Feestweek los, voor de 58e keer, en dat is een fraai stukje dorpsbeleving. Dat zeg ik zonder enige ironie, zo’n Koudumer ben ik wel geworden in de relatief korte tijd (zes jaar) dat ik in dit dorp woon. De 58e editie zal ongetwijfeld weer een aparte belevenis zijn, nadat er in 2020 helemaal geen Feestweek was en de Feestweekcommissie in 2021 slechts een zeer beperkte Feestweek kon organiseren.

Er is normaal gesproken elk jaar een Koudumer Feestweek, maar slechts om de twee jaar maakt ‘de optocht’ deel uit van de Feestweek. In 2019 was er voor het laatst een optocht, in 2021 zou er dus een optocht geweest moeten zijn, maar toen gooide corona roet in het eten. Dus komt er nu, in 2022, weer een optocht met versierde wagens. Daar moet de organisatie wel wat moeite voor doen, want het is soms een hele toer om minimaal tien deelnemende wagens bij elkaar te krijgen. Ook dit jaar waren er dringende oproepen voor nodig om genoeg bouwploegen te vinden, maar het schijnt gelukt te zijn.

Dat deed me denken aan 2017, toen ik dus net in Koudum woonde. Op 1 september 2016 kregen we de sleutel van onze galerie plus woning in Koudum. Vanaf die tijd waren we wel veel in Koudum, maar aan het eind van dat jaar kwamen we er pas helemaal te wonen. Dus hebben we van de feestweek van 2016 wel wat dingetjes gezien, maar die hebben we niet bewust meegemaakt. Dat jaar was er trouwens ook geen optocht, want die is er dus maar één keer in de twee jaar. Waarom dat zo is, begreep ik later wel.

Aankondiging optocht in feestkrant 2022.

Al vanaf begin april 2017 zag ik op sociale media van Koudum oproepen om je op te geven voor ‘de optocht’. Ik weet nog dat ik op YouTube filmpjes van oude optochten in Koudum heb opgezocht en meteen dacht: niks voor mij. En dan zeg ik het nog netjes. Tegen eind april leken de oproepen om mee te doen met de optocht meer op noodkreten. De optocht van 2017 zou weleens niet door kunnen gaan, omdat er nog geen tien karren mee zouden doen. Want dat was wel het minimum, hadden de organisatoren bedacht.

Op 28 april stond op de Facebookpagina fan de Feestweek Commissie: “Nog twee te gaan. Wie sluit zich aan bij de al acht aangemelde ploegen?” Met als hashtag: ‘#wijwilleneenoptocht’. Dat leverde blijkbaar niet meteen aanmeldingen op, dus een week later probeerde de beheerder van de Facebookpagina Koudum het nog maar een keer: “Willen wij het mooiste onderdeel van de Feestweek behouden, dan moet de optochtcommissie komend weekend de laatste twee opgaven binnen hebben! We moeten het als Koudumers, met 3.000 inwoners, toch voor elkaar kunnen krijgen om de optocht te redden? Geef je op!”

Zelfs op Koudum.nl verscheen een oproep met als kop ‘Wel of geen optocht in 2017?’ Toch had dat allemaal blijkbaar effect, want nadat de inschrijftermijn twee weken was opgeschoven, kon de Feestweekcommissie eind mei juichen dat de optocht zou doorgaan. Er zouden maar liefst veertien karren meedoen. Veertien karren! En aanvankelijk konden ze de tien niet halen!

En ik begreep ook nog hoe dat kon. Toen ik al die oproepen zag, was mijn eerste gedachte: nou, stop er dan maar mooi mee. De tweede gedachte was: enerzijds wil Koudum een optocht, anderzijds krijgen de Koudumers het niet eens voor elkaar om genoeg deelnemers te vinden. En bij de derde gedachte ging het mis. Had ik al te veel gelezen over de ‘mienskipsgedachte’ waarmee je toen werd doodgegooid in alle plannen voor de culturele hoofdstad Leeuwarden? Want mijn derde gedachte was: maar wacht even, ik ben nu ook een Koudumer.

En toen heb ik, met een paar kennissen in Koudum, ons opgegeven om mee te doen met de optocht van 2017. Want, dachten wij, als de optocht door te weinig deelnemers niet doorgaat, dan ligt dat in ieder geval niet aan ons. En wij waren niet de enigen die zo dachten. Opeens bleek dat de optocht wel veertien deelnemers zou hebben. Dat wil zeggen, die hadden zich opgegeven, maar die moesten nog wel aan de slag om een kar op te tuigen.

Nou deden sommige teams dat al jaren. Die kwamen dan bijvoorbeeld bij elkaar in café Tarantella, dronken iets en hadden meteen de beste plannen en de beste materialen en de beste bouwers. Zo’n kar van die ervaren deelnemers viel al gauw in de prijzen. Maar wij hadden nog helemaal niets, zelfs nog niet eens een idee hoe je zoiets aan moest pakken.

Kunstkar optocht 2017. © Brigitte Duin

En het was ook wel wat een apart clubje mensen die aan onze kar mee wilden doen. Eigenlijk was het zo dat mijn muziekmaatje R. en ik samen op het idee waren gekomen, en vanwege de galerie zat ik een beetje in de kunsthoek, dus wij dachten: daar vragen we wat mensen. Met het praatje dat zonder onze kar die verhipte optocht wel eens niet door zou kunnen gaan, kregen we er warempel enkele  van die mensen bij. “En dan maken we een kunstkar”, zeiden we, wat dat dan ook mocht zijn.

Gelukkig kan R. wel aardig uit de voeten met het organiseren van het een en ander. Hij is zo iemand die bij een trekkertocht door het dorp meteen op een bestuurder van een tractor afstapt en heeft dan zomaar geregeld dat die bij de ‘grote optocht’ onze kar wil trekken. Letterlijk dan. Maar het begin was er en R. had al gauw ook het vervolg: een kar. Het was een al wat oudere kar die hij had opgescharreld bij een boerderij ergens bij Harich.

Het thema van onze kar zou ‘Koudum en kunst’ worden. Het begin was er dus, maar dan ben je er nog lang niet. Want hoe bouw je zo’n kar op en wáár bouw je de kar op? Ik zal niet zeggen dat wij alle problemen makkelijk konden oplossen, maar na veel vijven en zessen is onze kar er zowaar gekomen.

Op creatief gebied ben ik bepaald geen kei, maar het schrijven van een liedje lukt nog wel eens. Voeg daarbij een beetje zingen en een nog kleiner beetje accordeon spelen en dan weet je wat ik kan. Dus kwam ik met het idee van een ‘concept’. Wij zouden met onze kar het ‘concept kunst’ verbeelden. En dat zouden we doen door op de kar zowel het oude dorpslied van Koudum te zingen als een nieuw liedje over Koudum. En dat laatste zou ik dan maken.

Koudumer Doarpsliet. Foto: website Histoarysk Koudum.

Het dorpslied van Koudum is van 1970, gemaakt door Sietse Gerts van der Heide op de bekende melodie van het beroemde Friese lied ‘It heitelân’ (‘Het vaderland’). Ik moet zeggen: dat lied is vanwege de ouderwetse inhoud zeker voor ‘nieuwe Koudumers’  bijna niet meer te zingen, eigenlijk net zoals het Wilhelmus. Ja, de melodie van ‘It heitelân’ blijft natuurlijk prachtig, maar die tekst! Met bijvoorbeeld als laatste vier regels. “Dan dy moaije fiere sichten, Nei Hylpen, Wâld’ en Ymedaam, Fan ‘e Dammen oer de marren, Koudum doarp, wy leavje dij!”

En dus heb ik een nieuw liedje over Koudum gemaakt. In het Nederlands. Dat zou ik nu niet weer doen, dat Nederlands, maar ik sta, vijf jaar later en heel wat ervaringen in Koudum rijker, nog altijd wel achter het refrein van het liedje: “Het is geen kunst om in Koudum te leven, geen kunst een Koudumer te zijn; ‘t warme hart van Zuidwest-Friesland te beleven en deel van deze mienskip te zijn.”

Nee, we vielen met onze kar niet in de prijzen. Gelukkig smaakte het bier prima in het feestgedruis van de matinee op vrijdagmiddag in het dorpshuis, want daar kregen we te horen dat onze ‘kunstkar’ als allerlaatste was geëindigd bij de jurybeoordeling. Maar we hadden wel mooi meegedaan, al bleek het toch nog wel even een kunst om een goede kar te maken voor de Koudumer optocht. Ik ben dan ook benieuwd naar de optocht van 2022, op vrijdag 9 september.

© Jelle van der Meulen