Toen we een keer van Koudum naar het westen reden waar we af en toe oude vrienden en kennissen opzoeken, stonden we uiteraard op een heel rustige zondagmorgen stil voor een brug op de Afsluitdijk. En geloof het of niet, maar toen hoorden wij op de radio een item over de ‘Bruggenbank’, een website die wil bijdragen aan een duurzame economie door het hergebruiken van bruggen te stimuleren. En dat deed me denken aan een bruggetje bij Koudum.
Toen we ons huisje met galerie in Koudum in april 2016 hadden gekocht, duurde het nog een paar maanden voordat we daar definitief gingen wonen. Een van de dingen die ons opvielen toen we regelmatig vanuit Castricum naar Koudum reden, was aan de rechterkant van de N359 de groene voersilo bij een boerderij aan de Zijl. Dan waren we er bijna! Maar aan de linkerkant viel ook een behoorlijk oud uitziend ophaalbruggetje op. Ik moest het opzoeken, maar in het Fries is dat een ‘klapbrêge’ of een ‘flapbrêge’. Zo kwam ik er trouwens achter dat die woorden, klapbrug en flapbrug, ook gewoon in het Nederlands bestaan als synoniem voor ophaalbrug.
Aan die karakteristieke ophaalbrug bleek een prachtig verhaal vast te zitten. Dat hoorde ik later van Maurits Hettinga, na een geslaagde muziekinloopmiddag bij het toen nog bestaande kunstcafé Bei Mei in Koudum. Maurits had daar net prachtig a capella een zeemanslied gezongen. In het Fries, denk ik, maar dat weet ik niet eens meer. Toen ik met hem kennismaakte, vertelde hij waar hij woonde – en gewoond had – en zo kwam dat bruggetje ter sprake.
En die jongens die in oktober 2021 op de radio vertelden dat het zo’n revolutionair idee van hen was om ervoor te zorgen dat bruggen opnieuw werden gebruikt, wisten net als ik eerst ook niet dat mensen in Koudum dat al in 1929 hadden uitgevonden. De ophaalbrug over de Nije Feart is daar in 1929 neergelegd, maar het was een brug die al meer dan veertig jaar daarvoor gebouwd was. De brug dateert uit 1885 – dat jaartal staat er ook op – en heeft tot en met 1928 dienst gedaan als brug over het riviertje de Linde in Kuinre. Door de aanleg van een nieuwe provinciale weg rond Kuinre, werd de brug daar afgedankt. Er is nog wel wat actie gevoerd om de brug voor Kuinre te bewaren, maar dat mislukte.
Dat was voor Koudum maar goed ook, want Jan Jarig Hettinga – die in 1874 in Burgwerd was geboren en zijn boerenbedrijf in Wirdum had – kocht in 1928 de boerderij D63 (nu Zijl 22) voor zijn zoon. En die kon wel een brug over de vaart gebruiken om beter bij de boerderij te kunnen komen. Toen is de ijzeren ophaalbrug over het water van Kuinre naar Koudum getransporteerd. Jammer dat daar geen filmpje van is; er is niet eens een foto van het transport.
Nadat eerst in 1935 Jarig Nicolaas, de zoon van Jan Jarig Hettinga op de boerderij kwam, nam zijn zoon Maurits in 1970 het boerenbedrijf daar over, met zijn vrouw Ytsje. In 1971 kochten Maurits en Ytsje het hele bedrijf, inclusief de ophaalbrug. En daar heeft het bruggetje veel aan gehad. Want Maurits Hettinga was niet alleen boer, hij had en heeft nog altijd belangstelling voor geschiedenis. Rond 1980 kwamen de Hettinga’s voor de keuze te staan: of de brug restaureren, of deze afbreken. Ze kozen voor restaureren, maar dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad en vooral ook veel kosten.
In een boekje dat Wiebe Keikes in 1985 voor de Stichting Moderne Architectuur Friesland maakte over de Ophaalbrug (1885) bij Hettinga’s boerderij onder Koudum heeft Keikes uitgebreid de problemen beschreven die zich bij deze restauratie voordeden. Als Maurits Maurits niet was geweest, had hij deze restauratie niet doorgezet, maar dat deed hij, met Ytsje, wel. En zo kan Keikes het hebben over het ‘derde leven’ van deze historische, ijzeren ophaalbrug en zijn er in 1985 heel wat foto’s gemaakt die laten zien hoe netjes de brug er na de restauratie weer bij lag. Overigens ook een foto tijdens de restauratie en dan is de brug nauwelijks nog als brug herkenbaar.
Maar dat bruggetje over de Nije Feart maakt me elke keer blij als ik er voorbij fiets of als ik met de auto vanaf Bolsward op Koudum aan kom rijden.
© Jelle van der Meulen