Categorieën
Columns Onderwijs

DE ONDERWIJSZAAK (6): DE LESBOER

Toen ik in oktober 1988 een grote onderwijsinstelling voor mbo in Groningen binnenstapte als docent maatschappelijke vorming had ik geen besef van wat me te wachten stond. De lesboer leerde ik er kennen.

Binnen de vakgroep gawalo: gas water lood, verzorgde ik mijn lessen.
Overdag en in avonduren had ik jongens en mannen in de klas van achttien tot zestig jaar. Ze leerden voor of schoolden zich bij als cv-monteur, in de watertechniek, installatiewerk, loodgieter, dakbedekker et cetera.

Binnen een lesgroep konden twee jongemannen niet goed met elkaar overweg. Op een bepaalde dag kwam ik op het mbo en hoorde dat ze onder behandeling van een arts waren gesteld, omdat ze elkaar te lijf waren gegaan met een snijbrander. Heftig, maar daar bleef het niet bij.

In een pauze zag ik twee jonge kerels met elkaar vechten in de grote kantine. Ze trokken elkander over tafels heen. Ik stond op een bepaalde afstand, maar was de eerste die ze uit elkaar trok. Kort daarop sprak de lesboer me aan. Hij vertelde dat dit soort incidenten herhaaldelijk plaatsvonden en dat de leiding niets deed. Dat was voor hem de reden bij geweld en ander gedoe een andere kant op te kijken. ‘Ik richt me alleen op dat wat in mijn klas gebeurt’, hoor ik hem nog zeggen.

Tijdens het wisselen van avondlessen werden frisdrankflesjes kapot getrapt. Dat meldde ik bij de conciërge, maar hij durfde niets te zeggen. Daarop stapte ik naar de directeur en gaf een opsomming van wat er allemaal gebeurde. Toen ik uiteindelijk merkte dat niet werd ingegrepen, diende ik mijn ontslag in.

Al met al richtte de lesboer zich op goede gronden uitsluitend op het eigen klasgebeuren: kennis overdragen, vaardigheden beoordelen en hij benaderde studenten zakelijk.

Wiebe Dooper