De Tweede Wereldoorlog heeft ook in Bolsward diepe sporen nagelaten. In de boeken ‘Bolsward in Oorlogstijd’, ‘De Beul van Bolsward’ en ‘Een Sneeuwgans boven Bolsward’, en elders, schreef ik daarover. Een aantal van deze droeve gebeurtenissen speelde zich af langs de rand van de stad, met name aan de zuidoostkant ervan. Het was op en rond het buitengebied Spreeuwenstein, gelegen langs de Snekervaart (de Wymerts), waar een oorlogsvliegtuig neerstortte, een Bolswarder jongen werd doodgeschoten en, aan de andere kant van de Snekervaart, een joodse onderduiker wreed werd vermoord door de Duitsers.
Laten we ons in deze bijdrage richten op die jonge jood, Justin Gerstner, ondergedoken op een boerderij op Iemswâlde, een buurtschap tussen Bolsward en Tjerkwerd gelegen.
Afkomst
Justin Gerstner werd op 5 februari 1921 uit joodse ouders geboren in het Beierse Ebelsbach, niet ver van Neurenberg. Zijn vader, Salamon Gerstner, en moeder, Frida Sündermann, voelden zich steeds meer bedreigd en vreesden voor de toekomst van hun zoon. Ze overlegden op een gegeven moment wat te doen. Justin besluit in 1934 (13 jaar!) te vluchten voor het opkomende fascisme en gaat naar een oom in Enschede, aan de Soendastraat 11.
Hij gaat daar op een kantoor werken. Wanneer de oorlog uitbreekt, verkast Justin naar Amsterdam. Adres onbekend. Vervolgens, wanneer en waarom is niet duidelijk, duikt Justin op in het buurtschap Iemswâlde, een tamelijk geïsoleerd liggende rij van zeven boerderijen en enkele arbeidershuisjes aan de Iemswâlderleane en de Bloedfeart, tussen Bolsward en Tjerkwerd.
Persoonsbewijs
De laatste boerderij van de rij daar is die van Bauke Buwalda en Sijke Baarda. Bauke en Sijke zijn getrouwd op 22 april 1914. Bauke kwam van Tzum en was dan 24 jaar, Sijke van Wolsum en 23 jaar oud toen ze huwden. De hele oorlog door boden ze onderdak aan personen die op de vlucht waren voor de Duitsers. Het zijn er tientallen geweest. Ook velen die Bolsward ontvluchtten of via de hervormde Bolswarder dominee Vink daar terecht kwamen.
Justin kreeg een vervalst persoonsbewijs met als voornaam Douwe, zoon van boer Aant Elzinga op Groot Cnossen, die naar elders gevlucht was en daar ondergedoken zat. Daardoor kon Justin aan dat persoonsbewijs komen en werd hij al snel Lytse Douwe genoemd. Hij paste zich snel aan het boerenbestaan op Iemswâlde aan en verzorgde op bewonderenswaardige wijze een door hemzelf uitgekozen koe, die vervolgens tot een topproductie kwam. Hij hielp in het hooi, deed stalwerkzaamheden en was, bovenal, een vriendelijke en behulpzame jongen. Zeer pienter bovendien.
Paniek
Hij moet in paniek zijn geraakt, bij de komst van een troep Duitsers. Dezen waren afkomstig uit Sneek, waar het hoofdkwartier zich bevond aan de Parallelweg, het gebouw van de Christelijke Kweekschool. Ze trokken dwars de velden door, langs Abbegaster Ketting naar Wolsumerketting. En daar, vlak voor Wolsum, ging het langs een kerkpad dieper de weilanden in richting Bolsward. Ze kwamen langs Ytzum en enkele arbeiderswoningen, liepen via een smalle plank over een slootje verder, de Iemswâlderpolder in.
De eerste boerderij die ze tegenkwamen was die van de familie Buwalda. Daar zat Justin. Hoewel er in de boerderij een tamelijk veilige schuilplaats aanwezig was, koos Justin ervoor het veld in te lopen, op die miezerige, vale ochtend.
Hij liep in de richting van de schuilhut, in de wal van de Snekervaart, schuin tegenover de boerderij van Elzinga, Groot Cnossen. Maar nog niet halverwege werd hij opgemerkt en gesommeerd te stoppen. Snel verstopte hij zich in een slootje, voor even uit het zicht van de ongeorganiseerde groep Duitsers. Blijkbaar vond die het wel goed zo en werd rechtsomkeert gemaakt.
Het drama
Een achtergebleven soldaat (een veel voorkomende tactiek om iemand achter de groep te houden) zag opeens Justin, doornat van het water en waarschijnlijk in blinde paniek. De groep keerde en ging met Justin langs de boerenplaatsen van Iemswâlde. De Duitsers zullen niet zeker van hun zaak zijn geweest, want de joodse jongen, die al snel als jood werd herkend, was al een eind uit de buurt van de boerderijen toen hij ontdekt werd. Hij kon immers ook van elders gekomen zijn? Hoe het ook zij, Justin moet over leeuwenmoed hebben beschikt.
Hij weigerde zijn onderduikadres te noemen, vertrapte onopgemerkt zijn persoonsbewijs in de drassige modder van een dam en werd, zeker na de komst van een Duitse officier, op een vreselijke wijze gemarteld. Hij werd op het eind van de middag in vreselijke toestand dood gevonden, voorover liggend in een slootje, niet ver van de boerderij van de Buwalda’s. Volgens de meeste (officiële) lezingen doodgeschoten, maar of dat werkelijk zo was, wil ik nader beschrijven in een volgend artikel.
Begraven
Na zijn tijdelijke teraardebestelling op het kerkhof van Wolsum werd hij, naar eigen eerder geuite wens, later overgebracht naar de joodse begraafplaats Beth Hagajiem (meest Hachajiem geschreven, Huis van de Levenden) in Sneek. Daar ligt de Duitse jongen, Lytse Douwe, in graf nummer 24, met een steen als aandenken. Een sobere steen, een sobere, maar serene plek, helemaal aan de rand van de begraafplaats, vlak naast het graf van de laatste voorganger van de joodse gemeenschap in Sneek, Carel Heymans (1867 – 1964).
© Willem Haanstra
In een vervolgdeel op deze moord zal ik ingaan op de getuigenissen van een groepje ondergedoken mannen, de Witteveens en de Bekema’s, die een iets andere blik werpen op hoe deze dappere jongeman aan zijn eind gekomen is. (Willem Haanstra)
Geraadpleegde bronnen
Willem Haanstra, ‘Een Sneeuwgans boven Bolsward’;
Oud Archief Bolsward;
Hendrik Witteveen;
Willem Haanstra, ‘Bolsward in Oorlogstijd;
Verzetsmuseum Friesland;
Ongepubliceerde dagboeken agent Van der Hauw;
Archieven Vereniging Friesland 1940-1945;
‘Opdat wij niet vergeten’, Gerben D. Wijnja.