Ongeveer in de tijd dat de Friese schrijver Bouke van der Hem in Castricum kwam wonen, besloten mijn vrouw en ik om van Castricum naar Koudum te verhuizen. Dus is het in Castricum bij één toevallige ontmoeting in een supermarkt gebleven. Jaren eerder had ik Bouke van der Hem wel al een paar keer ontmoet, omdat we toen samen in de jury van de Rely Jorritsmapriis zaten. Maar verder leerde ik de auteur vooral kennen via zijn boeken waar ik nogal enthousiast over was, zoals ik ook ben over zijn nieuwe roman.
In die roman Skearing en Ynslach, aangeduid als ‘ferhaleroman’, sluit Bouke van der Hem aan bij zijn prozadebuut uit 2002, Sloppe Opels. Ook die roman werd aangeduid als verhalenroman en we treffen in het nieuwe boek dezelfde hoofdpersonen (Reinder Beetstra en Sipke Blom) aan als in Sloppe Opels. In een korte verantwoording vooraf staat zelfs: “foar dizze roman hat de skriuwer ek eardere teksten fan himsels brûkt, bewurke en yn in nije kontekst pleatst, ûnder oaren út syn roman ‘Sloppe Opels’ (útjouwerij Frysk en Frij, 2002).”
Skearing en Ynslach begint met een soort voorwoord dat een beetje lijkt op het begin van De Kapellekensbaan (1953) van Louis Paul Boon, waarin Boon uitlegt dat zijn boek gaat over de kinderjaren van Ondineke en mensen in haar omgeving, maar dat het eigenlijk gaat over de op- en neergang van het socialisme. Zo groots als Boon De Kapellekensbaan opzette, gaat Van der Hem dan wel niet te werk en zo weet hij de omvang van zijn roman te beperken tot 200 bladzijden. De Kapellekensbaan telt meer dan twee keer zo veel bladzijden.
In zijn voorwoord legt Van der Hem uit dat het boek het verhaal is van Reinder Beetstra en in mindere maten van zijn dorpsgenoot Sipke Blom. Het verhaal beschrijft een ‘coming of age’-verhaal plus de neergang. “Fan it stadichoan en yn ferskate opsichten achterútbuorkjen en ferrinnewearjen fan elk en alles om jin hinne (skearing), nei de ynslach – ear’t je it rjocht trochhawwe – by jinsels.”
Dit is in zekere zin de kortste samenvatting, inclusief de titelverklaring, van het verhaal Skearing en Ynslach. Maar het gaat in deze verhalenroman niet alleen om het verhaal, vooral ook de opbouw van deze roman en de stijl waarin het geschreven is, spelen een belangrijke rol. Het boek bestaat uit vijf delen, met als toegift deel VI dat niet meer is dan een naschrift van drie bladzijden. In dat naschrift beschrijft de verteller de afloop van de geschiedenis en dat is niet bepaald een happy end, het is “in beskamsume ôfrin”.
Beschamend voor de hoofdpersoon Reinder Beetstra, maar ook voor de familieverhoudingen, voor de wereld en Friesland in het bijzonder. “En it reklame-achtige biedwurd ‘Iepen Mienskip yn Fryslân’ dat evensagoed útdroegen bleau, soe yn ‘e praktyk al gau foar neat oars mear komme te stean as in symboal: de amer ûnder de trochdrippende subsydzjekraan”.
In het leven van Reinder Beetstra is nogal wat mislukt. Zijn liefdesleven, zijn schrijverschap en hij concludeert zelf dat zijn socialisme verkruimeld is. Wat op grond van de inleiding al verwacht kon worden, is in de slotzin van het boek te lezen: “Alles fan wearde bliek dus ûnder de kym te sakjen, lykas de sinne, mar dan no sûnder de wissichheid of sels mar in sprankje hoop dat dêrnei wer in moarnsread komt.”
Dit ultrakorte deel VI breit een fraai einde aan de geschiedenis van Reinder, die in de eerste vijf delen van het boek beschreven wordt. Een belangrijk element staat in deel 1 (‘Yn é brân’): de brand op de boerderij van Reinder die dan een jaar of tien is. Die brand wordt beeldend beschreven vanuit het vertellersperspectief en zal in de rest van het boek een rol spelen.
In deel II tot en met deel V lezen we over de tijd dat Reinder in militaire dienst zit (onder andere op vredesmissie in Bosnië), over zijn studentenleven in Groningen, over zijn vrouw Christina met wie hij in Nieuw-Zeeland een makelaardij begint, waarna hij van haar haar scheidt en terugkeert naar Friesland. In geen van de hoofdstukken wordt het verhaal rechtlijnig verteld, omdat elk deel bestaat uit verschillende soorten stukken. Dat zijn in ieder geval de cursieve stukken die de verteller vertelt en de in rechte letter geschreven stukken waarin Reinder als ik-figuur een deel van het verhaal vertelt.
Maar er zijn ook hoofdstukken waarin Reinder verhalen over zichzelf in de hij-vorm schrijft, er zijn stukken die door Reinders moeder geschreven zijn – waaronder e-mails in een ander lettertype – er staan verhalen, columns en (tijdschrift)artikelen van de schrijver Reinder Beetstra tussen of er is een ‘in memoriam’ over een oude schoolvriend. Zijn vrouw Christina schrijft soms een stuk: zij voelt zich thuis in Nieuw-Zeeland en voelt dat Reinder daar niet kan aarden en ziet aankomen dat Reinder weer teruggaat.
Ondanks al die verschillende stukken wordt het boek geen chaos en heeft de schrijver de teugels stevig in handen. Wel moet je er als lezer goed bij blijven, Skearing en Ynslach is niet een verhaal dat gemakkelijk leest. Toen ik het boek half uit had, heb ik het anderhalve week laten liggen. Daarna dacht ik het boek nog even uit te lezen. Maar na een paar bladzijden voelde ik me gedwongen om terug te bladeren en leek het me zelfs beter om weer bij het begin te beginnen. Daarna las ik dit rijke boek in één keer uit.
Een iets uitgebreidere versie over Skearing en Ynslach van Bouke van der Hem staat op mijn Friese-literatuursite: https://www.frieseliteratuur.nl/bouke-van-der-hem/.
© Jelle van der Meulen