Categorieën
Politie

Bloemen op de begraafplaats. De aanpak van een complottheorie in Bodegraven. En wat we daarvan kunnen leren (2025)

Door M. Eysink Smeets, H. Moors, L. de Veen, M. Koelink, Politiekunde 125, op Politie & Wetenschap

Samenvatting
Medio 2020, tijdens de coronapandemie, begon een verhaal over vermeend satanisch kindermisbruik in Bodegraven op internet te circuleren. In februari 2021 werd de gemeente ‘wereldnieuws’ toen grote groepen mensen gehoor gaven aan herhaalde oproepen om bloemen op de lokale begraafplaats te komen leggen, ter nagedachtenis aan vermeende slachtoffers. De lokale autoriteiten stonden voor de opgave om tegen de uitwassen van de complottheorie op te treden. Het boek ‘Bloemen op de Begraafplaats’ laat zien hoe dat is gegaan en welke lessen we kunnen leren van ‘de zaak Bodegraven’.

De complottheorie, aangejaagd door vier, later drie centrale figuren, bevatte elementen uit het QAnon-gedachtegoed en nam snel in zeggingskracht toe. De ‘aanjagers’ combineerden online via YouTube, Telegramkanalen en -groepen allerlei uitingen van verontwaardiging over de (verhulling van de) satanisch-pedoseksuele praktijken, met onvrede over de aanpak van de coronapandemie en andere anti-overheidssentimenten. Tegelijk stimuleerden ze online en offline een sterk gevoel van gemeenschap onder hun volgers.

De zaak werd voor de buitenwereld goed zichtbaar toen mensen van heinde en verre bloemen op de lokale begraafplaats kwamen leggen, ter nagedachtenis aan vermeende slachtoffers. Dit tot grote ontsteltenis van nabestaanden en van hen die als dader werden aangemerkt van de vermeende misdaden. De lokale autoriteiten waren intussen na onderzoek tot de conclusie gekomen dat het verhaal niet waar kón zijn, en zagen zich geconfronteerd met de verstoring van de openbare orde en grafrust op de begraafplaats, (ernstige) bedreiging van vermeende sleutelfiguren, maar ook protesten en dreigende situaties voor de eigen medewerkers.

In het boek Bloemen op de begraafplaats is de aanpak die lokaal bestuur, politie en Openbaar Ministerie van 2020 tot 2023 (met een kleine uitloop naar 2024) ‘op de tast’ ontwikkelden en uitvoerden minutieus gereconstrueerd. Duidelijk komt naar voren hoe een ogenschijnlijk lokaal probleem al snel een landelijke kwestie bleek te zijn. Maar ook hoe kwetsbaar onze samenleving is geworden voor desinformatie. En hoe belangrijk het is om mensen en hun grieven serieus te nemen en in gesprek te blijven. 

Andere lessen uit de zaak Bodegraven hangen samen met hoe complottheorieën ontwikkelen. Als een rizoom namelijk: geleidelijk, onder de oppervlakte, weids vertakt, om dan plots, in specifieke omstandigheden ‘bovengronds’ te ontpoppen. Er zitten daarom altijd verbanden en patronen achter de signalen, die op uiteenlopende plekken bij verschillende organisaties kunnen binnenkomen. Dat vraagt om investering in lokale, regionale en landelijke signalering, gegevensuitwis­seling en samenwerking. Maar ook om aanscherping van de mogelijkheden die gemeenten hebben om signalen van (dreigende) openbare ordeverstoring adequaat te monitoren.

Aandacht verdient ook de krachtige combinatie van een bestuurlijke, strafrechtelijke én civiele aanpak van de ‘aanjagers’. Die liet daders, slachtoffers en samenleving zien ‘dat het menens was’. Rechtbanken bleken bij civielrechtelijke procedures – an­ders dan bij strafzaken – trouwens niet gewend aan de intimidatie en dreiging die met dit type casuïstiek samenhangt. Voor een kleine gemeente bleek de personele en financiële armslag bovendien beperkt om te (blijven) procederen en jurisprudentie te ontwikkelen in het kader van rechtsvinding én ook simpelweg bij het tegengaan van bo­venlokale (online) dreiging. Het zou te overwegen zijn om juist hiervoor een landelijke voorziening in te richten, waarop gemeenten kunnen terugvallen voor deskundigheid en finan­ciële ondersteuning als zij verwikkeld zijn in juridische procedures die vanwege hun online karakter eigenlijk van landelijk belang zijn.

De impact van de complottheorie op ‘gewone inwoners’ kreeg in de praktijk minder aandacht dan de bedreigingen van de burgemeester, of bewindslieden en ‘bekende Nederlanders’ buiten Bodegraven. Daarnaast werd – ook door de lokale autoriteiten – misverstaan wat die online aangejaagde diffuse, onvoorspelbare en voortdurende dreiging voor betrokkenen deed (en in een aantal gevallen tot op de dag van vandaag doet). In de beleving is het veeleer een vorm van (intiem) geweld, of stalking, dan smaad of laster (‘famacide’)– en zou wellicht ook als zodanig moeten worden vervolgd en bestraft.

De effectieve respons op en aanpak van uitwassen van complottheorieën is maar ten dele in blauwdrukken of protocollen te vangen. Bloemen op de begraafplaats laat ook zien dat het succes wordt bepaald door wie de aanpak hoe vormgeeft. Zachte waarden als moreel leiderschap, empathie en ‘op het randje durven lopen’ zijn daarbij krachtige ingrediënten. Natuurlijk maant dat ook tot voorzichtigheid bij de generaliseerbaarheid van de aanpak. Feitelijke interventies zijn wellicht relatief makkelijk over te dragen of na te volgen, maar voor hoe dat gebeurt en door wie, geldt dat minder. De zaak Bodegraven toont dat sneller vaart kon worden gemaakt toen het echt nodig was, omdat de lokale autoriteiten onderling vertrouwen in elkaars kunnen hadden.

Ook kunt u raadplegen: https://www.politieenwetenschap.nl/publicatie/politiekunde/2025/bloemen-op-de-begraafplaats-408