Categorieën
Boeken Cultuur Fryslân Literatuur Overpeinzingen uit Koudum

BIJ DE DOOD VAN JACOBUS Q. SMINK

In januari 2024 overleed de Friese dichter Jacobus Q. Smink; hij was op een paar dagen na zeventig. Smink werd geboren in 1954 en groeide op in zijn geboortedorp Sondel, waar zijn vader een boerenbedrijf had. Na de middelbare school in Sneek deed hij de lerarenopleiding in Groningen waarna hij leraar Nederlands in Eindhoven werd. In Groningen had hij contact met Friese dichters als Tsjêbbe Hettinga en zo begon hij in het Fries te schrijven.

Apàrte fersen van Jacobus Quiryn Smink.

Hij debuteerde in 1972 in het Friese literaire tijdschrift Hjir waarvan hij later ook jarenlang redacteur was. In 1983 verscheen zijn debuut in boekvorm, de dichtbundel Apàrte ferzen. Eigenlijk is ‘boekvorm’ een te groot woord voor het kleine gestencilde boekje met geelbruine kaft in een ringbandje. Ik zei er in 1983 dit van:

“Apart aan de gedichtjes is verder dat ze alle vijftig passen op een ruimte van 10 bij 15 cm: ook apart zijn de vrij ‘vieze’ uitgelopen typeletters. Een duidelijk thema is er niet. De gedichtjes lezen vlot weg, al zijn er enkele bij die wat moeilijker te begrijpen zijn, vooral veroorzaakt door het ontbreken van enige interpunctie. Smink is op zijn best als hij dieren (vooral vogels) beschrijft, die hem aan het gedrag van mensen doen denken.”

Zijn tweede bundel zag er een stuk beter uit en daarvan vond ik in 1985 onder andere: “Door zijn speelsheid geen gemakkelijke poëzie, met name niet in het eerste deel [. . .] In Wurk fan de achtste dei kijkt de dichter met een lachje naar allerlei in zijn ogen vreemde dingen in de wereld. Het tweede deel van de bundel is mijns inziens wat toegankelijker. [. . .] Schitterend, met een haast Bijbelse taal, zijn de vier ‘sonnetten’ over de maïs. Aparte poëzie, in een mooi uitgegeven boekje, met een fantastisch blauw omslag van Ab Maliepaard.”

Smink bleef Friese dichtbundels publiceren, waar ik onveranderd vrij enthousiast over was. Mijn bespreking van Mei beide lippen (1991) eindigde met: “Wat dat betreft is deze keurig uitgegeven bundel [. . .] een waardige opvolger van de bundel Foar de famkes uit 1988.” De bespreking van Lingerich tekstyl & swarte side (1994) begon zo: “Met zekere regelmaat publiceert Smink zijn dichtbundels. Die regelmaat zit ook in zijn dichttechniek: op aparte manier maakt hij gebruik van neologismen (‘lingerich tekstyl’) en van ongrammaticale constructies die de lezer op het verkeerde been zetten en de spanning in het gedicht versterken.”

Voorkant van de bundel Sondelfal van Jacobus Smink.

Tot en met Lingerich tekstyl & swarte side uit 1994 schreef ik over de dichtbundels van Smink alleen zogenaamde ‘aanschafinformaties’ voor de bibliotheekdienst, al voegde ik er voor mijn website soms een enkel zinnetje aan toe. Het bleef na 1995 even stil van de kant van Smink, tot 2009. Toen verscheen de bundel Sondelfal. Die bundel was, zo vond ik in 2010, een uitgebreidere bespreking waard. Ik eindigde die bespreking van Sondelfal met deze alinea:

“Smink heeft een mooie nieuwe dichtbundel gepubliceerd, met sterke poëzie. Soms neigend naar het romantische, bijvoorbeeld in zijn soms bijna nostalgisch verlangen naar het verleden, maar ook in zijn beschrijving van het heden. Dat Sondelfal, hoe serieus soms ook, absoluut niet zwaar overkomt, ook niet als de vergankelijkheid zo duidelijk beschreven wordt, komt door de uitgekiende speelsheid van een deel van deze gedichten.”

Flyer literaire avond nominaties Gysbert Japicxpriis 2013.

In 2013 kreeg Smink voor Sondelfal de Gysbert Japicxpriis. Terecht, al moet ik er eerlijk bij zeggen dat ik in 2013, aan het slot van een toespraakje in De Bres over de zeven genomineerde bundels, de debuutbundel van Elske Kampen als mijn favoriet noemde.  Over Sondelfal zei ik die avond weinig, behalve dit: “Via mijn website had u al kunnen weten dat wat mij betreft de Gysbert Japicxpriis ook mag gaan naar de bundel Sondelfal van Jacobus Q. Smink, met als argumenten onder meer het zorgvuldig en speels gebruik van poëtische vormkenmerken en de thematiek van het terugblikken op ‘s dichters jeugdjaren in Sondel.”

Toevallig zag ik Jacobus Smink begin november 2023 twee keer vlak achter elkaar. De eerste keer was op een zondagmiddag in Balk, bij een lezing van Anita Terpstra over haar Friese Boekenweekgeschenk Hiltje yn Pella. Ik was vanuit Koudum naar Balk gefietst en Smink was vanuit Sondel, waar hij weer woonde, met een taxi gekomen. Hij was nogal te spreken over de lezing. Een paar dagen later trof ik Smink weer, nu in boekhandel Van de Velde in Sneek bij de boekpresentatie van twee dichtbundels: de dichtbundel Bloedprikke van Abe de Vries én de bundel met Friese vertalingen van gedichten van H.H. ter Balkt door Abe de Vries.

Jacobus Smink, linksonder met hoed, bij de boekpresentatie in Sneek op 7 november 2023. © Jelle van der Meulen

Ik vind het nu vooral jammer dat ik Jacobus Smink bij een van die twee ontmoetingen niet verteld heb dat ik blij ben met het feit dat hij een boek van mijn allerfavorietste schrijver, Louis Paul Boon, in het Fries vertaald heeft. Bijna alle necrologieën die ik de afgelopen week over Jacobus Q. Smink las, gingen uiteraard over zijn Friese poëzie, en eindigden met een paar zinnetjes over de Friese vertalingen die hij maakte van boeken uit de wereldliteratuur, zoals It Achterhûs van Anne Frank of De lytse prins van Antoine de Saint-Exupéry. Bijna nooit werd in dat rijtje Myn lytse oarloch genoemd.

Jaren geleden verschenen van de experimentele roman Mijn kleine oorlog van Louis Paul Boon uit 1947 al enkele hoofdstukjes in Friese vertaling in een literair tijdschrift. Vertaler: Jacobus Q. Smink. In een interview in de Moanne van Marita de Jong, na het verschijnen van Sondelfal, zegt Smink te hopen dat zijn vertaling van Boons Mijn kleine oorlog ooit zal verschijnen: “Ik hoopje dat it manuskript fan Myn lytse oarloch sa ek nochris ta in útjefte komt.” Het duurde ruim tien jaar voordat die uitgave er inderdaad kwam.

Ik had graag met Jacobus Smink over die vertaling gesproken. En hem bijvoorbeeld de vraag willen stellen waarom hij ervoor gekozen heeft om de tweede, nogal ingrijpend gewijzigde, druk van dat boek te vertalen. Jammer genoeg gaat dat niet meer. Daarom als laatste nog wat mooie woorden van de dichter Smink zelf. Het zijn de laatste strofen van het gedicht ‘Yn it omsjen’, het slotgedicht uit de bundel Adams apel uit 2013:

Spilest hieltyd itselde deuntsje

Op ‘e lier sikerwier

Biddeste mar wat ta dyn God

Gun har it feest fan de ûnderwrâld

Wat ferlern giet

Yn in omsjoch

Sjoch der net nei om

N.B. De besprekingen van een aantal dichtbundels van Jacobus Q. Smink zijn te lezen op mijn website: https://www.frieseliteratuur.nl/jacobus-quiryn-smink/

© Jelle van der Meulen