‘Binne jo in Koudumer?’ Dat lijkt een eenvoudige vraag: ’Bent u een Koudumer?’ Maar ik vond het vrij moeilijk om daar een eenvoudig antwoord op te geven. Ik zat achter mijn bureau in onze galerie waar de expositie over 75 (+ 1) jaar van fanfare Nij Libben net was begonnen. De bezoekers kwamen uit Balk en hadden een duidelijk doel: eens kijken wat er over hun opa Ulfert Hoekema op de expositie te zien was.
Ze hadden hem bij het binnenkomen meteen al gezien op de foto van Nij Libben uit 1959 die op het affiche van de expositie pronkte. Een prachtige statiefoto met de leden van Nij Libben in het uniform dat bij het tienjarig bestaan van het Koudumer fanfarekorps was aangeschaft. Ik kon ze ook wijzen op een foto schuin achter mij: een fraai portret van hun opa in het uniform van Nij Libben.
Onder die foto hing een keurig onderschrift waarop stond dat Ulfert Hoekema op zijn 14e was begonnen bij de Koudumer fanfare Richard Hol. Na de fusie met de christelijke fanfare ‘Looft den Heer’ was hij in 1946 natuurlijk lid geworden van de nieuw opgerichte fanfare Nij Libben. In 1962 was hij 45 jaar muzikant en kreeg hij een speldje. Ik wees de bezoekers ook op de door Tseard Postma samengestelde plakboeken van Nij Libben die op tafel lagen: daar zaten ook wel foto’s en knipsels met opa in.
Al bladerend en pratend over wat ze allemaal in de plakboeken vonden, stelden ze toen plotseling de vraag: ‘Binne jo in Koudumer?’ ‘Ja, nee’, stamelde ik, omdat ik wel in Koudum woon en in die zin een Koudumer ben. En ik schreef vlak nadat ik in Koudum was gaan wonen een loflied op Koudum met als refrein:
Het is geen kunst om in Koudum te leven
geen kunst is het een Koudumer te zijn
‘t warme hart van Zuidwest-Friesland te beleven
en deel van deze mienskip te zijn.
Niet zo lang geleden maakte ik het liedje tweetalig en het heeft nu naast het Nederlandstalige refrein ook een Friestalig refrein:
Yn Koudum te libjen is wier gjin keunst
in beantsje te hjitten is net oars as in geunst.
Dit stik Súdwest-Fryslân fielt as in waarm hert
en sûnder de Koudumer mienskip wolst net.
De goede lezer ziet al: in dat Friestalige refrein vermijd ik de regel uit het Nederlandstalige refrein: ‘geen kunst is het een Koudumer te zijn’. Want dat is het natuurlijk wel, zeker voor iemand die van buitenaf komt. En dan heb ik het dus nog niet eens over de vraag wat een Koudumer is.
Goed, terug naar die eenvoudig ogende vraag van de aardige mensen uit Balk: ‘Binne jo in Koudumer?’ Want ik begreep best dat ze niet bedoelden of ik in Koudum woon, maar of ik daar ook oorspronkelijk uit vandaan kom. Het antwoord op die vraag is duidelijk: nee, van oorsprong ben ik een echte Hollander, die meer dan zestig jaar in Noord-Holland heeft gewoond. Pas de laatste zes jaar woon ik in Koudum, maar vanaf het begin heb ik me hier thuis gevoeld en het voelt alsof ik hier al veel langer woon.
Het gesprek was in het Fries, dus: ‘Ik fiel my wol in Koudumer, mar bin it fan oarsprong net’ formuleerde ik uiteindelijk mijn antwoord, ‘ik voel me wel een Koudumer, maar ben het van oorsprong niet’. Die formulering moet ik maar onthouden als antwoord op de ogenschijnlijk simpele vraag ‘Bent u een Koudumer?’
© Jelle van der Meulen