Afgelopen vrijdag hebben we afscheid genomen van een belangrijke Friese auteur en een mooi mens: Aggie van der Meer. Op 12 augustus 2023 is ze in Bolsward op bijna 96-jarige leeftijd overleden. Op haar website staat: “Ze was tot op het laatst een onvermoeibare creatieve strijdster voor vrede, milieu en rechtvaardigheid. Haar bevlogen geest kwam tot uiting in haar boeken en haar politiek-maatschappelijke acties en heeft velen geïnspireerd.”
Agatha Augusta Maria van der Meer-van der Klei was haar officiële naam, iedereen noemde haar Aggie, zelfs haar kleinkinderen zo hoorde ik op de herdenkingsbijeenkomst. Die was in de Broerekerk in haar geliefde Bolsward – waar ze ook geboren is – en werd bezocht door zo’n kleine driehonderd mensen. Ik was een grote fan van haar Friese boeken, schreef er graag over en was blij toen ze in 2019 de Gysbert Japicxpriis kreeg voor haar hele oeuvre.
Dat oeuvre bouwde de in 1927 geboren Aggie van der Meer geheel op in de 21e eeuw. In 1964 had ze wel een Fries kinderboek gepubliceerd, maar pas in 2000 debuteerde ze met een boek voor volwassenen, de ‘balladeske’ De stêd, it bist, de ingel. “Het klinkt prachtig, en intrigerend is het ook, maar niet makkelijk te begrijpen”, schreef ik er destijds over. Geen gemakkelijk boek, zo zei op de herdenkingsbijeenkomst ook regisseur Ger de Wal, die met het Bolswarder toneelgezelschap De Blaue Toer acht toneelstukken van Aggie van der Meer opvoerde, waarvan een bewerking van De stêd, it bist, de ingel in 2004 de eerste was.
Dat ze zich pas laat als schrijfster ontwikkelde, verklaarde Aggie met de woorden: “Eerder was de zin er wel, maar ontbrak het me aan tijd. We hadden een druk gezin, een eigen bedrijf en bovendien was ik maatschappelijk actief. Vanaf de dag dat er hier en daar wat ruimte kwam ben ik achter de computer gaan zitten.” Dat kwam dus na haar pensioen en het leverde een schat aan Friese literatuur op.
In mei 2017, ik woonde toen nog in Castricum, kreeg ik van Aggie een mailtje waarin ze mij bedankte voor de bespreking van haar boek Ho Wu en Misty Mac (2016), een novelle, grotendeels in dialogen, over twee zakenlui. Ik had genoten van dat boekje, dat heel anders was dan wat ik tot dan toe van haar gewend was, en eindigde mijn bespreking met de zinnen: “Zo diep als andere boeken van deze auteur graaft dit boek niet, maar de humoristische wijze waarop het zakenleven in deze novelle wordt neergezet is er in feite niet minder kritisch om. En zo heeft Aggie van der Meer weer een verrassend boek geschreven, waarin ze op een bijzondere manier een fragment van onze hedendaagse maatschappij tegen het licht houdt.”
Aggie was blij met deze bespreking, omdat er tot dan toe nog nauwelijks gereageerd was op het boek: “Ik hie oant no ta fan net ien wat heard (ja, fan in pear dy’t der eins neat mei koenen). Ik ha de petearen sels wol mei alle wille skreaun.”
Zaterdagochtend 16 december 2017 was in Tresoar de presentatie van Anna, een nieuwe roman van Aggie van der Meer. Op de presentatie mocht ik Aggie interviewen en ik was daar best een beetje zenuwachtig voor. Ik had met Aggie afgesproken om het interview in het Fries te doen, ze schreef per slot van rekening in het Fries. Toch was het Fries niet echt haar moedertaal en voor mij was het dat helemaal niet.
In de week ervoor had ik nog even mailcontact met Aggie. Ik vroeg haar of ze wilde dat de volle twintig minuten van het interview aan Anna besteed moest worden, of dat ik ook wat vragen over haar eerdere week mocht stellen. Ik kreeg een antwoord, wat ik later als een typisch Aggie-antwoord kon plaatsen: “Bêste Jelle, Ik fyn alles bêst. Do meist alles freegje, do hoechst my as persoan der ek net bûten te hâlden. Graach oant sneon.” Het hoeft geen betoog dat het interview heel gemakkelijk ging. Ik hoefde maar een paar vragen te stellen, Aggie vertelde wel.
De roman Anna gaat over drie generaties van een rooms-katholieke familie, is geschreven in een lenige, moderne stijl met herkenbare thema’s en motieven (vogels: kauwen en valken), en kent een fragmentarische opbouw. Die opbouw lijkt chaotisch: telkens zijn andere personages aan het woord, al of niet via brieven of dagboekfragmenten, en het verhaal springt voortdurend in tijd heen en weer. Maar Aggie van der Meer weet dat op zo’n geraffineerde manier te doen dat de lezer de draad niet kwijtraakt. Dat schreef ik onder andere over deze niet gemakkelijke en o zo boeiende roman. Aggie nam een groot deel van mijn bespreking over op haar website en vroeg daar keurig toestemming voor.
In juli 2019 kreeg ik weer een mailtje van Aggie: “Bêste Jelle, Juster kaam ik dyn namme werris tsjin, tocht hoe aardich it wêze soe asto hjir yn it Menniste Skil ris lâns komme soest. Nei in ynfarkt sit ik hjir noch wol even. Fiel my goed en skriuw noch troch.” Door een infarct was ze in het verzorgingshuis in Bolsward terecht gekomen, op enkele tientallen meters van haar eigen huis af. Een week later bezocht ik haar daar en dat deed ik daarna nog enkele keren. Wel te weinig, denk ik nu.
In het begin maakte ik dan een afspraak, later ging ik er af en toe gewoon langs, al trof ik Aggie dan niet altijd op haar kamer. Als ik geluk had, kwam ik haar ergens in het huis tegen, als ik pech had dan was er waarschijnlijk iemand op bezoek geweest die haar in de rolstoel een rondje door Bolsward duwde. Was Aggie wel thuis, dan kon je gemakkelijk een paar uur met haar praten. Daarvan was zij zo’n beetje 80% aan het woord en in de resterende 20% kon ik haar vertellen over onze galerie in Koudum of wat ik vond van haar laatste ingezonden brief in de Leeuwarder Courant.
Door corona stokten mijn bezoeken aan Aggie in het Menniste Skil. Dit jaar heb ik een paar keer gedacht: ik moet nodig weer eens naar Aggie toe, maar dat is er niet van gekomen. Tot afgelopen vrijdag dus, toen ik – en ik niet alleen – afscheid ging nemen van Aggie – die er niet meer is. Veel woorden die bij de herdenkingsbijeenkomst gezegd zijn, borrelen nog na in mijn hoofd. Mooie woorden van de kinderen en kleinkinderen (allemaal in het Nederlands) en de Friese woorden van Ger de Wal en van Marga Claus.
Met Marga Claus schreef Aggie van der Meer het cadeauboek van de Friese Boekenweek 2016. Neiskrift is een briefwisseling tussen de beide vrouwen die in 2011 met een tussenpoos van vijf weken elk hun partner verloren. Ze schreven elkaar een jaar lang brieven over het gemis en hoe ze de draad weer op moeten pakken. Marga Claus haalt twee zinnen aan uit de laatste brief van Aggie omdat die nu ook voor ons bestemd zijn: “De dagen slijpen de schrijnende kanten van het grote gemis. Maar ook: We moge huilen, maar vaker lachen wij.”
Ik citeer deze in het Fries geschreven en uitgesproken zinnen in het Nederlands uit het programmaboekje van de herdenkingsbijeenkomst, waarin een Nederlandse versie staat van de Friese toespraken van De Wal en Claus. Op de voorkant van dat boekje staat een afbeelding die Aggie zelf maakte en die ook gebruikt is voor de voorkant van ‘histoarise famyljeroman’ Oerfeart die in 2016 verscheen. Oerfeart is, zo schreef ik in een bespreking, een “uitermate geslaagde ‘historische familieroman’, die én geen gewone historische roman is, én geen gewone familieroman.”
Dat laatste, zo schreef ik toen, komt niet alleen door opbouw en vertelperspectief, maar ook doordat de roman meer een ideeënroman is dan een familieroman. Het gaat niet zozeer om de karakters van de diverse familieleden of om de relaties tussen deze personages, maar meer nog om bepaalde opvattingen en gedachten van de personages in diverse periodes. Daarbij krijgt de lezer een deel van de geschiedenis van Nederland/Friesland opgediend, die bijzonder fris overkomt door de goed gedoseerde manier waarmee de historische gebeurtenissen verteld worden en niet te vergeten door de ongelooflijk rijke stijl van schrijven. En passant vond ik dat Aggie van der Meer voor dat boek toen al de Gysbert Japicxpriis had moeten krijgen.
Op de herdenkingsbijeenkomst zong Tjitte Muizelaar een Friese bewerking van ‘The Times They Are a-Changin’’ van Bob Dylan die daarin onder andere zingt “Come writers and critics who prophesize with your pen / And keep your eyes wide, the chance won’t come again”. In het Fries klonk dat zo: “Kom skriuwers en kritisy, kom foar it ljocht / En skerpje de pinnen foar frijheid en rjocht”. Nou, dat heeft Aggie ten volle gedaan!
© Jelle van der Meulen