Categorieën
Columns Economie

GERRIT GORTER: ADAM SMITH (1723-1790)

Adam Smith wordt vaak gezien als de hogepriester van de vrije-markteconomie. Laat vraag en aanbod hun gang maar gaan, dan komt alles wel goed. Een eenzijdige visie, zoals we straks zullen zien.

Adam Smith werd geboren in 1723 in het Schotse Kirkcaldy. Hij werd opgevoed door zijn moeder, die al vroeg weduwe was geworden. Op vierjarige leeftijd schijnt hij door zigeuners gekidnapt te zijn, maar, op hun vlucht achtervolgd, lieten de schurken de kleine Adam achter. Bijna was de economie één van haar grootste beoefenaars ontvallen. Toen hij zeventien was, schreef hij zich in aan de universteit van Oxford en op 28-jarige leeftijd werd hem een professoraat in de logica aan de universiteit van Glasgow aangeboden. Later werd hij benoemd als professor in de moraalfilosofie, een soort sociale filosofie.

Smith was een echte verstrooide professor. Talloos zijn de anekdotes over wandelingen door de stad in pyjama of onduidelijk glimlachen tijdens kerkdiensten. Intussen maakte hij kennis met de rijke Charles Townshend, die belangstelling voor het werk van Adam Smith had opgevat. Smith had namelijk in 1759 The Theory of Moral Sentiments gepubliceerd, een boek dat hem in één klap beroemd maakte. Townshend was van plan zijn zoon een ‘Grand Tour’ door Europa te laten maken, ter afronding van zijn opvoeding, en vroeg Smith de jonge hertog te begeleiden.

Het was een financieel zeer aantrekkelijk aanbod en Smith ging erop in. Deze reis, die in 1764 begon, is van veel belang voor de economie geweest. In de eerste plaats ontmoette Smith in Frankrijk de fysiocraten, onder wie de hofarts Quesnay, met wie hij veel gesprekken voerde. In veel opzichten waren ze het eens, zoals over het laissez-faire-beginsel. Maar dat alleen de landbouw waarde kon scheppen, wilde er bij Smith niet in. In de tweede plaats waren er niet altijd interessante gesprekspartners voorhanden (de jonge hertog schijnt een tamelijk saai heerschap te zijn geweest) en sloeg de verveling nogal eens toe. Om deze te verdrijven begon Smith te schrijven aan wat later An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations zou worden, het boek waarmee de economische wetenschap als zelfstandige discipline begon.

In de The Wealth of Nations, zoals Smith’s bekendste werk meestal wordt afgekort, zet hij o.a. zijn beroemde theorie van de Invisible Hand uiteen. Als iedereen zijn eigen belang nastreeft, zullen alle inspanningen, als geleid door een onzichtbare hand, aan de gehele samenleving ten goede komen. Het lijkt een vrijbrief voor een ongeremd liberalisme. Toch was het dat niet. Al eerder, in The Theory of Moral Sentiments, had Smith er blijk van gegeven oog te hebben voor de versplinterende werking van het egoïsme van de onzichtbare hand. Gelukkig bestaat er een tegenwicht. Iedereen kent bepaalde morele gevoelens, door Smith sympathy genoemd: het vermogen je in te leven in de ander en je te interesseren voor de ander, zonder er zelf beter van te worden. Een boodschap die tijdens de huidige kapitalisme-rivival vergeten lijkt.

In 1766 eindigde de Grand Tour abrupt. De jongere broer van Smith’s leerling, die inmiddels het gezelschap had versterkt, stierf plotseling. Zelfs de haastig ontboden Quesnay kon niets meer doen. Smith keerde terug naar Schotland en ging bij zijn moeder wonen om zijn boek af te maken, dat uiteindelijk in 1776 verscheen.

Hoewel Smith tot zijn dood (in 1790) een teruggetrokken vrijgezellenbestaan leed, werd hij nog beroemder dan hij al was. Veel staatslieden en geleerden kwamen hem opzoeken om zijn advies in te winnen. Volgens een anekdote stonden zijn gesprekspartners aan het begin van één van deze bijeenkomsten op toen Smith binnenkwam. Toen de bejaarde filosoof hen verzocht te gaan zitten, antwoordde één van hen: “Nee, wij zullen blijven staan totdat u zit, want wij zijn allen uw leerlingen”.

dr. Gerrit Gorter