Nacht en stil is ’t, om mij heen
Al ’t gewoel des daags verdween.
Slechts de lieve maan beschijnt
Mij, door zorgen afgepijnd.
Duizend tranen zijn gestort,
Duizend zorgen afgekort:
En, mij arme, die hier lij,
Is de middernacht zelf blij!
Zachtkens juich ik in mijn deel,
Mij is alles evenveel.
Niets van ’t geen het oog bekoort
Is er, dat mijn ruste stoort.
Mag ik maar, vol zuiver vuur,
U, bewondren – o natuur!
Mag ik maar, ootmoedig stil,
Gaan, waar God mij leiden wil!
O wat wens ik mij dan meer?
‘k Heb dan al wat ik begeer,
En, zo ‘k ooit, door onspoed ween,
‘k Zie dan, door dit leven heen.
Baronesse Margriet van Essen-van Haeften (1751-1793)