Men kent alouds het smartelijk zoet verhaal
Van Orpheus, die de honderdduizend treden
Ten Orcus afdaalde. En hoe zijn taal
In magisch lokken de brandende bede
Joeg door de grijze rij zwijgende schimmen:
‘Eurydice! Eurydice!’ Een kreet
Die echo’s sloeg tegen de vale kimmen
Totdat zij in zijn smachtende armen gleed.
En toen: één blik. En daarna nimmermeer.
Toen zonk zij achterover in ’t rijk der doden.
Mij, die in hunkring lijf en ziel verteer,
Ook die seconde troost blijft mij verboden.
Ik echter klamp mij – net als alle joden –
Vast aan de illusie van de wederkeer.
Jacob Presser (1899-1970)