Door J.Th.J. van den Berg op Parlement.com
Ooit was depolitisering een politiek geneesmiddel, maar die tijd is voorbij.
Het eerste kwart van de een en twintigste eeuw is in Nederland gekenmerkt door de ineenstorting van de twee grote volkspartijen, de Partij van de Arbeid en het CDA1). Beide waren het product van de naoorlogse Europese behoefte om oude tegenstellingen te overwinnen, zoals de klassenstrijd en het conflict tussen klerikaal en antiklerikaal. Al speelde de laatste tegenstelling in Nederland een minder belangrijke rol dan in landen als België en Frankrijk.
Tot 1970 waren de KVP i en de PvdA elkaars rivalen en bondgenoten tegelijk; nadien nam het CDA die plek van de KVP over. Beide partijen hadden twee eigenschappen gemeen: zij hadden een grote arbeidersaanhang naast een ruime vertegenwoordiging in de middenklasse; bovendien waren zij verbonden met een hele kring aan bevriende maatschappelijke organisaties. Die laatste zorgden voor de noodzakelijke maatschappelijke steun en intellectuele voeding tegelijk van de verwante politieke partij.
Vaak spreken wij dan van ‘verzuiling’ – van elkaar gescheiden werkende gesloten gemeenschappen – maar ook buiten Nederland was de band tussen maatschappij en politieke partij betrekkelijk sterk. Al was de wederzijdse doordringing en tegelijk het isolement ten opzichte van andere levensbeschouwingen daar minder sterk dan bij ons. Tussen katholieke en socialistische zuil was er nog een in de wereld unieke aparte protestantse zuil.
Leest u verder via: https://www.parlement.com/id/vmklk7oijfyx/het_middel_dat_tot_kwaal_werd