Wil had zich de hemel heel anders voorgesteld. Hemelser. Als een roze wolk vol liefde. Een deinende orgie had hij nou ook weer niet voor ogen gehad, maar deze serene bedaardheid kon zijn geest niet in vervoering brengen. Het leek meer op een liedje van de Talking Heads: Heaven is a place where nothing ever happens. Ook doemde er een oude carnavalskraker op in zijn hoofd: “In de hemel is geen bier”. En inderdaad, er was nergens een tap te bekennen. Eten en drinken was sowieso geen hemels genoegen, er was geen noodzaak toe.
Er liepen of zweefden, opmerkelijk veel jongeren rond. De hemelgangers mochten hun eigen eeuwige favoriete leeftijd kiezen, bij doorgang van de hemelpoort. Blijkbaar was de 18-jarige leeftijd bijzonder in trek. Hij weet dit aan een verwrongen weemoed of misplaatste nostalgie, jeugdsentiment. Zelf had hij een leeftijd gekozen tien jaar jonger dan bij zijn overlijden. Hij wilde zijn rijpere geest wel graag behouden, en koesterde geen enkel verlangen naar het onzekere, zoekende puberale brein.
Over zoeken gesproken: de hemelbewoners waren allemaal zoekende. Op zoek naar hun eerder overleden dierbaren, familieleden, vrienden, maîtresses. Hele wanden waren volgeplakt met foto’s van geliefden hoe zij er voor hun hemelgang uit hadden gezien. Maar het was druk in de hemel, vol. Erg vol. De zoektocht in al dat hemelgewemel bleek moeizaam. Gelukkig hadden ze er eindeloos de tijd voor. Maar wegens de aardse oorlogen was het ook een constant komen aan de hemelpoort. Er lagen er zelfs al honderden voor de deur, in afwachting van hun doorgang. De Heilige Drie-eenheid stak geen vinger uit naar al dat aards geweld, want, zo werd gezegd, “de mens was geschapen met een eigen vrije wil”.
In de hemel gingen stemmen op: “vol is vol”. Er moest een strenger hemeltoegangsbeleid komen. De Heilige Drie-eenheid, door de hemelbewoners ook wel de Trojka genoemd, gaf hieraan geen gehoor. De hemel, zeiden zij, was voor iedereen, alle dierbaren waren gelijk, en bovendien wilden de hemelbewoners toch wel verenigd worden met hun eigen dierbaren die nog steeds voortzwoegden op die stervende planeet. Daar hadden ze wel een sterk punt. Althans voor even, maar de als sardientjes in een blikje samengepakte hemelaars werden steeds sterker geneigd om hun hemels nu te laten prevaleren boven hun hemelse dierbare hereniging later. Nog steeds was niets menselijks hen vreemd.
De onrust onder de hemelbewoners hield aan, er waren erbij die de hemelpoort wilden barricaderen. Weer anderen probeerden hen daarvan te weerhouden. Het Hemelrijk begon verdacht veel te lijken op het aardse rijk. Hoewel de Heilige Trojka gezegend was met een eeuwig geduld, kwam er toch langzaam beweging in hun etherisch standpunt. Gedonderjaag in hun luisterrijk hiernamaals paste niet in hun plaatje van het hemels paradijs. Een verdieping lager zat de hellevorst met een vette grijns rond z’n bek. Ook dat was de Heilige Drie-eenheid geenszins welgevallig.
Na een halve eeuwigheid deed een geheel nieuw fenomeen zijn intrede in het hemelrijk: er werd gepolderd! De hemelbewoners werd een minnelijke schikking aangeboden, een eenmalig algemeen pardon: spijtoptanten die dat wilden, mochten terug naar de aardkloot voor een eeuwig leven aldaar. Wil wilde wel, hij verveelde zich dood. Oh nee, dat was hij al. Nou ja, in ieder geval had hij weinig dierbaren, zowel in de hemel als op aarde. Hij voelde een vreemd soort heimwee naar die wereldse poel des verderfs. Daar was het in ieder geval niet dodelijk saai.
Hij had zich nog nauwelijks aangemeld, of plots bevond hij zich al op het aardse. Hij stond in een modderige, verlaten straat, tussen totaal vernielde gebouwen, puin, uitgebrande auto’s en kale, zwartgeblakerde bomen. Waar was hij in hemelsnaam beland? Veel tijd om daarover na te denken kreeg hij niet. Hij hoorde een aanzwellend fluitend geluid, gevolgd door een lichtflits en een enorm harde klap. Door een stoot luchtdruk werd hij meters verderop neergekwakt, hij voelde een regen van steengruis op hem neerdalen; zijn oren waren verdoofd, het duizelde hem, maar verder was hij wonderwel ongedeerd. Wil had zich zijn terugkomst op aarde heel anders voorgesteld.
Dolf Alberts