Hoe bestaat het! Een doodgewone Bolswarder jongen die nog bij Gysbert Japix in de klas zat. Die opgroeide in de schaduw van de Broerekerk, die timmerman werd, naar New York vertrok en daar, via handig manipuleren, invloedrijke connecties, malafide handel en met wat geluk, fortuin maakte. Die onder en boven de wet leefde, letterlijk en figuurlijk het fundament onder Wall Street sloeg en de feitelijke grondlegger van het hedendaags Amerikaans kapitalisme was.
Zijn Bolswarder jeugd
Het is 8 maart 1627. In een huisje gebouwd tegen de muren van de Broerekerk te Bolsward ziet een jongetje het levenslicht. De straat waar het huisje stond, werd destijds de Fiverstraet genoemd, de Vijverstraat, die eerst voor een deel ‘Hinxstepadt’, daarna De Dijk en nu Snekerpoort heet. Achter dit straatje, de Vijverstraat, lag, op het terrein van de Minderbroeders, een vijver voor het kweken van vis, vandaar deze straatnaam. Het gezin gaat naar de dan hervormde Broerekerk, vlakbij dus. Deze kerk, deels van rond 1300, deels later, is de kloosterkerk van het Franciscaner klooster dat daar dan al meer dan drie eeuwen staat en rond 1580 van katholiek hervormd geworden. Dat is dan uiteraard de plek waar Feddrick Philippus wordt gedoopt.
Zijn vader Philippus Douwes zal rond 1585 geboren zijn in Leeuwarden, uit een gegoede familie en wonende aan de Nieuwstad. Hij kiest het beroep van leidekker en woont in ieder geval al in 1614 in een huurhuis te Bolsward. Dat is te vinden in de rekeningboeken van het stadhuis, waarin vermeld staat dat hij uitbetaald krijgt voor ‘leyen ende nagelen aan de Stadt gelevert’. Rond die tijd trouwt hij met Ebel Feddrick, afkomstig van Franeker. In 1618 wordt Ebel, of Ibel, als lidmaat van de hervormde kerk in Bolsward aangenomen. Er staat in het lidmatenregister: ‘Philippus leydeckers syn huysvrou voorstelling den 7 nov 1618’.
Hun eerste kind, Douwe Philips (het echtpaar zal zes kinderen krijgen), zal eveneens leidekker worden en zijn naam is te vinden in het Oud Archief Bolsward als een van de ‘gemeentsluyden’, raadsleden, van de stad (1678). Hij woont dan op de Kleine Dijlakker 24.
Vader Philippus blijkt een goede vakman, want naast het stadhuis werkt hij ook aan de dakbedekking van de Broerekerk en het huis van een der burgemeesters. Al gauw blijkt hij in staat een huis te kopen aan de Vijverstraat, met werk aan gebouwen en voorname stinzen/huizen rondom, maar ook in de dorpen in de omgeving en tot zelfs nabij Dokkum. Hij wordt een gerespecteerd inwoner van de stad Bolsward, toentertijd met rond de 2000 inwoners. Philippus overlijdt vóór 1645, want dan lezen we dat zijn vrouw ‘widdo’ wordt genoemd.
Feddrick groeit op in de schaduw van de dan ruim drie eeuwen oude Broerekerk. Rond de kerk en het huis waar Feddrick woont, zijn ruime speelvelden voor de jongen. Vlakbij is de Snekerpoort, waarachter het weidse zicht op dorpskerkjes en boerderijen. Wanneer de jongen naar school gaat, hoeft hij nauwelijks 100 meter te wandelen om er te zijn. In deze Capelle op de Post (een post is een stenen brug) is Gysbert Japix dan al enige tijd schoolmeester. Ook Feddrick leert de basisvaardigheden van deze schoolmeester annex voorzanger. Welke invloed de meester-dichter op de jonge Feddrick heeft gehad, is niet bekend. Het schooltje stond op de plek over het water waar nu Kerkstraat en Broerestraat elkaar middels een brug kruisen. Na deze jongensschool gaat Feddrick aan het werk. Hij helpt zijn vader en oudste broer Douwe bij het maken van dakbedekkingen. Wellicht heeft hij dan het ambacht van timmerman aangeleerd door steunen voor de leien te timmeren.
Wanneer de jonge Philippus merkt dat het beroep van leidekker niet voor hem is weggelegd (naast broer Douwe en vader Philippus Douwes bezit Bolsward nog twee leidekkers, blijkt uit de rekeningen) en hij maar karig beloond wordt als timmerman, richt hij zijn blik op de stad Amsterdam. Daar zijn timmerlieden nodig, die bovendien stukken beter betaald worden dan in het Friese Bolsward het geval is. Amsterdam lokt en lonkt en via Workum is deze steeds belangrijker wordende stad binnen een dag te bereiken. Hij vertrekt…, en zal pas ongeveer 30 jaar later voor familiebezoek even terugkeren. De Bolswarder leidekkerszoon Feddrick Philippus draagt dan allang de naam Frederick Philipse.
In Amsterdam oefent Feddrick het beroep van timmerman uit, goed betaald en veel gevraagd. Toch had Philippus een ander doel voor ogen: werken in Nieuw-Amsterdam, het tegenwoordige New York.
Dè manier om daar te komen, was via bemiddeling van de WIC, de West-Indische Compagnie, een Nederlands handelsorgaan met, toen zeer bijzonder, aandeelhouders Tegenwoordig zouden we dat een multinational noemen, gesteund door Hollandse steden (vooral Amsterdam) en de Staten-Generaal. De slavenhandel zal in de loop der volgende twee eeuwen een uiterst belangrijke bron van inkomsten zijn van de rijke Hollandse kooplieden, de aandeelhouders.
Deze WIC betaalde voor de jonge Philippus de overtocht, die later weer terugbetaald diende te worden. Veel weten we niet van het karakter van deze Bolswarder jongen, maar, zoals ook later zal blijken, hij wist wat hij wilde, ging ver om zijn doel te bereiken, maar wist meestal precies waar de grens van zijn doen en laten lag.
© Willem Haanstra
Hierbij deel 1: