Categorieën
Ingezonden Verhalen

DE STILTEDICHTER

De stiltedichter hield zijn gehoor gevangen. Gevangen in stilte. Hij beheerste het genre als geen ander: de serene stilte, de doodse stilte, de gespannen stilte, de rustgevende stilte, de dreigende stilte, de vredige stilte, de verademende stilte, de beklemmende stilte, de ceremoniële stilte, de pijnlijke stilte en natuurlijk de oorverdovende stilte.

In de dichtkunst was de stilte nog relatief nieuw. In de muziek wordt een kort of langer moment van stilte al sinds mensenheugenis toegepast, zowel in de klassieke muziek als in de hedendaagse toonkunst. In klassieke composities kan het stiltemoment een belangrijke rol spelen. In de partituur wordt deze weergegeven met een teken, de fermate die aangeeft hoe lang een toon of een stilte moet worden aangehouden, de toevoeging lunga spreekt voor zich. Moet de stilte nog langer worden aangehouden, dan staat er soms de markeringen “G.P” of “L.P.” in de bladmuziek. Deze staan voor grand pause en long pause, een cesuur van stilte.

De componist John Cage ging het verst in het toepassen van stilte. Hij schreef een muziekstuk getiteld 4′33 (1952), waarin gedurende de in de titel aangegeven minuten en seconden slechts een dergelijke rust met fermate aangehouden wordt. De pianist neemt plaats achter de piano zonder gedurende totaal 4 minuten en 33 seconden het klavier te beroeren, zonder maar een klank voort te brengen. Cage zei daar zelf over: “I have nothing to say / and I am saying it / and that is poetry / as I needed it.”

Dit was het startpunt voor Diederick, de stiltedichter. Niet in 1952, want dat was ruim voor zijn conceptie, sterker nog, dat was het geboortejaar van zijn moeder. Stilte, zo dacht hij, wie verlangt er niet naar? Stilte was een kwaliteit geworden, een schaars goed. En de betekenis van stilte gaat heel diep. Silence is golden.

Diederick deed zijn eerste performance op camera, staand achter een katheder midden op het Dwingelderveld, het stilste stiltegebied van Nederland. Natuurlijk was het midden in de natuur ook niet helemaal stil, de aandachtige luisteraar kon het ruisen van de wind horen, en het kwinkeleren der vogelkens. Juist dat maakte de stilte niet minder, maar meer. Absolute stilte bestaat alleen in de ruimte. Het filmpje was in korte tijd een hit op YouTube en andere sociale media. Diederick maakte faam zoals Wim T. Schippers dat ooit deed met het legen van een flesje gazeuse in de Noordzee bij Petten. De boekingen uit zalen overal in het land stroomden binnen. Vaak als (ludiek) onderdeel van een poëziefestival. Diederick was te gast in praatprogramma’s op tv, waarin hij zijn stiltepoëzie toelichtte en altijd de woorden van John Cage citeerde. Ja, zijn ster was rijzende.

Bos in het Dwingelderveld. © Els Brouwer

Tegenwoordig wordt het voordragen van dichtkunst veelal Spoken Word genoemd, wellicht om het interessanter te doen voorkomen. Welnu, Diederick was gespecialiseerd in de kunst van het Unspoken Word. Hij nam voor het publiek plaats op het podium achter een katheder, met microfoon, nam een slok water, schikte een aantal vellen wit papier, en ving een minutenlang zwijgen aan, waarbij hij met strenge blik de zaal in tuurde. Helemaal stil was het niet in de zaal, tijdens het Unspoken Word. Er was het geschuifel van voeten, gehoest en gekuch, het langsrijden van een knetterende brommer buiten de zaal.

Na een zekere spanne tijds, sloeg Diederick ostentatief een lege pagina om, en ving een nieuw zwijgen aan. Het was aan de zaal om te ervaren of het een serene stilte was, een doodse stilte, een gespannen stilte, een rustgevende stilte, een dreigende stilte, een vredige stilte, een verademende stilte, een beklemmende stilte, een ceremoniële stilte, een pijnlijke stilte of een oorverdovende stilte. Per individu kon dat verschillen. Daarin zat de essentie, en het besef dat absolute stilte op deze aardkloot niet bestaat zonder zijn complement, geluid. De ceremoniële stilte duurde overigens precies twee minuten. De stiltedichter gebruikte een stopwatch.

In de zaal in Almelo, het Hoftheater 88, gebeurde iets wat Diederick nog niet eerder had meegemaakt. Het publiek was erg rumoerig, ja zelfs weerspannig. “Ik hoor niks”, klonk een luide stem uit de duisternis van de zaal. En de roeper kreeg bijval: ”Hé joh, zeg eens wat!”, riep een ander. “Dit is wel heel makkelijk geld verdienen!” luidde een oer-Hollandse calvinistische kreet uit de zaal. Het kunstminnend deel der publiek begon te sissen: “Ssssst!” De luidruchtigheid werd er alleen maar erger van. Ook in het hoofd van Diederick heerste geen stilte meer. Hij begreep dat de zaal het niet begreep. Waarom luisterden de mensen niet? Niet echt. Horen is niet hetzelfde als luisteren. Horen is terloops, luisteren is bewust. Ze hadden hun eigen ademhaling waarnemen, en die van hun buurman of -vrouw, ze hadden, als ze goed luisterden ook de ademhaling van de stiltedichter kunnen horen, want zijn microfoon stond open. Ze hadden de verbondenheid van hun gezamenlijke stilte kunnen voelen. Ze hadden met heel hun bewustzijn en onderbewustzijn de diepe betekenis van stilte kunnen ondergaan. Maar nee, het was niet aan ze besteed. Stilte paste niet in een snackbar. Of in een voetbalstadion. Het tumult in de zaal nam ernstig in volume toe. Diederick vreesde dat het zelfs op vechten zou uitdraaien. Na nog een indringend staren tegen de toneellichten in naar de duistere, luidruchtige zaal maakte hij zich los van het katheder en beende zonder het publiek een blik waardig te gunnen het podium af, de coulissen in. Deze handeling ging vanuit de zaal gepaard met loeiende geluiden en gefluit. In de kleedkamer greep Diederick naar de klaarstaande fles wodka.

De volgende ochtend zette een journalist van de plaatselijke krant Tubantia de hakbijl erin: “Stiltedichter of oplichter?”, luidde de vette kop, met daaronder: “Optreden eindigt in tumult”. En als onderschrift bij de foto: “stiltedichter Diederick Zandbergh ontvlucht het podium”. In twee kolommen volgde een smeuïg aangezet verslag over de tumultueus verlopen avond, waarin het wegbenen van het podium een letterlijke afgang werd genoemd. “Stiltedichter rijmt op oplichter”, zo eindigde de bijtende journalist zijn artikel. Ook de andere (sociale) media smulden ervan. Plots werd Diederick allerwegen weggezet als een charlatan. Een landelijk ochtendblad publiceerde bij wijze van grap een lege column van hun “stiltecolumnist”. Evenals de plotselinge roem kon de stiltedichter de plotselinge haat niet verklaren. Hij was een vallende ster geworden, alom verketterd. Diederick durfde zich publiekelijk niet meer te vertonen. Het was het einde van zijn carrière als stiltedichter. De onbegrepen kunstenaar. Hem restte louter nog stilte. Een eindeloze stilte.

Dolf Alberts