Door © Elian Hattinga van ’t Sant
De discussie over de wolf in Nederland raakt steeds meer gepolariseerd en gepolitiseerd, zeker na de recente incidenten in Leusden en Austerlitz waar door een wolf in honden en in een kind werd gehapt. Er lijken twee kampen te bestaan. Een dat het prachtig vindt dat de wolf terug is: een verrijking voor de natuur. Een ander dat vindt dat de wolf weer zo snel
mogelijk uit Nederland moet verdwijnen. Een gevolg van deze polarisatie is dat wie daar enige nuance in probeert aan te brengen al gauw in een kamp wordt geplaatst en met wantrouwen door de tegenpartij wordt bekeken. Daarmee zijn de Nederlandse wolven, maar ook mensen en hun kinderen, honden, andere huisdieren en vee niet mee gebaat.
Vrijwel niemand in Nederland, ook de ´wolvenexperts´ niet, heeft ooit een wolf in het wild gezien – althans, tot voor kort. Denkbeelden over wolven bij het grote publiek en bij Nederlandse wolvenexperts (meestal ecologen) zijn dan ook gevormd door ´vroeger´. Tijd om hier dieper op in te gaan.
Aan de natuurkunde ontleend wetenschapsideaal
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog, toen de ethologie en de ecologie als wetenschappelijke disciplines vorm kregen, werd de wetenschapsbeoefening afgestemd op een aan de natuurkunde ontleend wetenschapsideaal: het formuleren van algemene wetten over het natuurlijke gedrag van een hele diersoort. Daarmee zouden dan vervolgens
voorspellingen kunnen worden gedaan die konden dienen als basis voor (natuur)beleid. Men richtte zich daarom op de grootst algemene deler. De keerzijde hiervan was dat individuele verschillen weinig aandacht kregen of werden beschouwd als uitzonderingen.
Deze denkwijze werd nog versterkt doordat de meest vooraanstaande ethologen destijds van mening waren dat dieren als een soort machines hoofdzakelijk onbewust opereerden vanuit een stereotiep, aangeboren, soorteigen, natuurlijk instinct; een soort eenheidsworst dus. Het toeschrijven van met mensen vergelijkbare vormen van intelligentie en bewust beleefde emoties, evenals het beschouwen van dieren als individueel verschillende persoonlijkheden, werd beschouwd als antropomorfiseren; een wetenschappelijke doodzonde, aangezien
daarmee zaken aan dieren werden toegeschreven die volgens de doorsnee visie van vroeger uitsluitend aan mensen voorbehouden waren. Deze wetenschapsvisie werkt nog steeds door en zorgt ervoor dat generalisaties over het gedrag van wolven uit een totaal andere context en tijd als basis genomen worden voor de voorlichting aan het grote publiek en de politiek.
Ook kunt u raadplegen: https://www.elianhattinga.nl/nieuws/