Door LTO Nederland
“Inhoudelijk niet te verdedigen en procesmatig teleurstellend.” Dat is de reactie van LTO-voorzitter Ger Koopmans op de mestbrief die minister Wiersma zojuist aan de Tweede Kamer stuurde. Een half jaar geleden publiceerde LTO in samenspraak met een aantal sectorpartijen een eigen ‘crisisplan mestaanpak’. Koopmans: “Met onze sector valt te praten over een uitweg uit de mestcrisis, ook als daar pijnlijke maatregelen voor nodig zijn, maar dan wél in samenhang met nieuw perspectief. Voor de korte termijn is dat perspectief echt keiharde noodzaak, als we willen voorkomen dat honderden boeren bankroet gaan. En voor de lange termijn moet er duurzaam perspectief komen, door nu een vorm van derogatie veilig te stellen.” Die koppeling tussen maatregelen enerzijds en korte-termijn-perspectief anderzijds, was een onlosmakelijk onderdeel van ons crisisplan mestaanpak. Koopmans: “Vergeleken met het mestvoorstel van het vorige kabinet, zitten er een aantal goede verbeteringen in dit voorstel. Maar in het pakket dat de minister vandaag publiceerde, ontbreekt perspectief voor de korte termijn. Dat kun je agrariërs niet aandoen.”
Dierlijke sectoren die al grote stappen zetten in het terugdringen van hun mestproductie worden met dit maatregelenpakket hard geraakt. Terwijl de varkenshouderij al onder het sectorale mestplafond zit en de pluimveehouderij überhaupt niet op de mestmarkt drukt. Voor de melkveehouderij bevat het pakket maatregelen die de sector in het hart raken, terwijl deze maatregelen niet bijdragen aan perspectief voor de korte termijn – en daarmee aan een uitweg uit de mestcrisis.
Afroming
Het kabinet is onlangs door de Raad van State teruggefloten op het wetsvoorstel waarin de afroming van fosfaat- en dierrechten, en een verlaging van de productieplafonds, wordt geregeld. In de Kamerbrief van vandaag stelt de minister voor om deze afroming aan te passen naar 15% voor de pluimveehouderij en 25% voor de varkenshouderij. Ook de mestplafonds van deze sectoren worden naar beneden bijgesteld. Op geen enkele manier worden de sectoren beloond of tegemoetgekomen voor de grote bijdrage die zij al leveren aan het terugdringen van de mestuitstoot via eerdere en bestaande beëindigingsregelingen.
Voorzitter Kees de Jong van LTO-Pluimvee: “Hiermee wordt de pluimveehouderij nog steeds verantwoordelijk gemaakt voor een problematiek waar zij part nog deel heeft. De pluimveesector heeft geen mestprobleem, want de sector heeft de afzet van pluimveemest al jaren geleden goed geregeld. Met deze maatregelen wordt geen verbetering van de waterkwaliteit gerealiseerd: 95% van de pluimveemest komt niet terecht op de Nederlandse bodem. Op deze wijze wordt een sector die vooroploopt afgestraft.”
Ook POV is zwaar teleurgesteld. Linda Verriet: “Afroming van varkensrechten is bizar. We hebben als sector in 2002 al te maken gehad met een verplichte korting, zijn als sector al flink gekrompen en we krimpen de komende tijd verder doordat vooral varkenshouders ingetekend hebben voor de beëindigingsregelingen. Mestproductie door de varkenshouderij ligt al jaren onder onze plafonds en dat blijft zo.”
Korte termijn
Een crisisaanpak voor de korte termijn ontbreekt. De minister zet in op innovaties zoals RENURE, en wil inzetten op het aanpassen van de huidige derogatie en een nieuwe derogatie per 2026. Het is goed dat deze minister in Europa vol inzet op het toelaten van RENURE. Voor de langere termijn moet de gehele Nitraatrichtlijn hernieuwd worden. Nederland moet niet meer integraal als kwetsbaar gebied worden aangewezen. Deze voornemens zijn goede stappen die recht doen aan de vruchtbare Delta die Nederland is. Voor de korte termijn bieden zij echter onvoldoende houvast. Het aanpassen van de huidige derogatie door het afbouwpad of de aanwijzing van derogatievrije zones dan wel NV-gebieden terug te draaien zou voor 2025 echt perspectief kunnen bieden. Het is alleen niet duidelijk hoe de minister dit wil gaan doen.
Voorzitter Erwin Wunnekink van LTO-Melkveehouderij: “Voor de korte termijn ziet het er naar uit dat er geen stappen worden gezet en dat echte crisismaatregelen uitblijven. Maar de melkveesector heeft geen tijd om te wachten op toekomstplannen. De minister moet nu daadkracht tonen om een koude sanering te voorkomen”.
Mestverwerking en -export
Het is positief dat de minister inzet op het uitbreiden van mestverwerking en -export, echter ook hier ontbreekt het aan daadkracht. Wat LTO betreft een cruciale stap om op korte termijn de totale verwerkingscapaciteit sneller op te schalen, daar vragen sectoren al jaren om. Echter vergunningverlening en regelgeving die verwaarding van producten bespoedigd blijft uit. Niet alleen via grootschalige installaties, maar ook op boerderijschaal of voor samenwerkingsinitiatieven tussen agrarische bedrijven is capaciteit nodig. Daarbij is zekerheid over de afzet van verwerkte meststromen noodzakelijk. Export en de toelating van RENURE kunnen daarbij helpen. LTO mist echter een concrete crisisaanpak tussen het rijk en de provincies over hoe zij de vergunningverlening los gaan trekken. Daarvoor is meer nodig dan een bestuurlijk boegbeeld. LTO stelt dan ook dat alle mogelijke instrumenten hiervoor ingezet moeten worden. Dit kan variëren van zogenaamde ‘aanwijzingsbesluiten’ vanuit het Rijk voor mestverwerkingslocaties tot het gebruik van experimenteerruimte op RO-vlak in de Omgevingswet (gebaseerd om de voormalige Crisis- en Herstelwet).
Graslandnorm
De minister wil onderzoek uitvoeren naar de haalbaarheid van de graslandnorm die eerder is geïntroduceerd door oud-minister Adema, om zo invulling te geven aan grondgebonden melkveehouderij zoals deze in het addendum van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn is opgenomen. LTO is fel tegenstander van deze graslandnorm en denkt dat het goed is om de rampzalige economische gevolgen van dit voorstel in kaart te brengen. De melkveehouderij is een van de meest grondgebonden veehouderijsectoren in Nederland. De mate van grondgebondenheid van individuele melkveebedrijven loopt sterk uiteen. Een bedrijfsnorm voor grondgebondenheid grijpt sterk in op de ruimte voor ondernemerschap. Daarbij komt dat reeds ingezette maatregelen al bijdragen aan de gestelde doelen rondom emissiebeperking en waterkwaliteit. Door het verlies van derogatie wordt er veel minder mest uitgereden per hectare. Het is voor LTO dus ook op geen enkele wijze verdedigbaar als generieke oplossing voor gestelde doelen.
Voerspoor
De minister geeft aan dat ze vooral kijkt naar de sector en keten om het voerspoor verder van de grond te krijgen. Dit voerspoor was een belangrijk onderdeel van het crisisplan mestaanpak dat LTO dit voorjaar met NAJK en andere agrarische partijen publiceerde. De gehele keten zal hier zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Het effect van het voerspoor zal in de tijd moeten groeien. LTO is dan ook tevreden dat minister Wiersma hier mogelijkheden in ziet en dit aan wil jagen.
Modelmatige verbeteringen
In de Kamerbrief staan ook enkele technische en modelmatige aanpassingen die wat LTO betreft een verbetering zijn. Zo is het terecht dat modelmatige misrekening in de gasvormige verliezen voor de melkveehouderij recht wordt gezet. Het is positief dat de graslandsubsidie wordt aangevuld, maar hierbij is het cruciaal dat de zogenaamde ‘de-minimisgrens’ wordt opgehoogd. De bufferzones rond N2000-gebieden worden, zoals eerder aangekondigd in het Hoofdlijnenakkoord, teruggebracht van 250 naar 100 meter.
Raadpleegt u eventueel ook:
https://www.lto.nl/reactie-lto-en-pov-op-mestbrief-minister-wiersma/