Categorieën
Poëzie

DE CAMPING VERBIJSTERT NOG ÉÉN KEER

Onze overbuurman op de camping rookt sigaren bij de vleet. Hij foetert op zijn zoontje die ruw in de zandbak speelt. Zijn vrouwlief en twee dochters gamen in de schaduw van de stacaravan.

In twee bungalowtenten valt de politie binnen vanwege de aanwezigheid van iets teveel coke in drie slaapzakken. De gebruikers geven zich vrijwillig aan bij de Heilige Hermandad.

Ook magere Rinus is op de camping. Hij trekt graag baantjes in het 50-meter bad. Het watertrappelen lukt hem niet. Onvoorzien is zijn staat van dienst in het water niet bijzonder groot.

Mijn schoonmoeder wint de bingowedstrijd in de kantine. Ze geeft rondje na rondje en geniet. De volgende dag vinden we haar slapend terug tussen oerrunderen in de mooie bossen.

Vakantiegasten uit Rockanje hebben vier dure postduiven mee. Een havik vermorzelt er geheel natuurlijk een stuk of twee. Het veroorzaakt gemis en verdriet is niet voor getekend.

De vrouw van de campingbaas frituurt tegen de overheidsprotocollen frikadellen en kroketten in de avonduren. Zeven kamperende ecologen smikkelen volop mee.

Dit is de laatste ouderwetse camping. Volgend jaar staan hier mooie chalets rij aan rij. Er staan plastic vogels bij de vijver. En een robot met camera houdt dag en nacht heel fijn de wacht.

© Wiebe Dooper