Toen ik nog lesgaf en in Amsterdam of Castricum woonde, had ik altijd wat moeite met de meivakantie. Nee, niet met de vrije dagen, begrijp me goed, daar was ik altijd wel aan toe. Had ik eindelijk eens echt tijd om de schrijfopdrachten van mijn leerlingen na te kijken, of om nieuwe opdrachten te verzinnen. Nee, ik kon dan naar mijn gevoel te weinig aan 4 en 5 mei doen, met die vele Nederlandse gedichten en verhalen over de Tweede Wereldoorlog.
Dat probleem zou ik Koudum, in Friesland, niet gehad hebben. De bevrijding van Friesland kan al in april gevierd worden. In Friesland is 15 april – de bevrijding van Leeuwarden en Sneek – de dag van de bevrijding, al was heel Friesland pas op 18 april 1945 vrij van de Duitsers. Voor Koudum geldt de dag dat de Canadezen Koudum binnenreden, 17 april 1945, als dag van de bevrijding, zo meldde ook de burgemeester van Hemelumer Oldephaert en Noordwolde in een brief van 12 mei 1945 aan de waarnemende Commissaris van de Koningin in Friesland.
Net als in de Nederlandse literatuur zijn er in het Fries tal van romans geschreven waarin de Tweede Wereldoorlog een rol speelt. Het eerste Friese boek dat ik las toen ik net Fries had leren lezen, was De fûke van Rink van der Velde. Dat is een aangrijpende korte roman over een onbuigzame visser die door de Duitsers wordt opgepakt omdat zijn zoon in het verzet zit. En ook in het meest recente Friese boek dat ik las – It libben fan Fimme Lap van Piter Boersma uit 2024 – speelt een gebeurtenis uit de oorlog een rol.
Gedichten over de Tweede Wereldoorlog in het Fries ken ik heel wat minder dan in het Nederlands, maar de dichter Sjoerd Spanninga (pseudoniem van Jan Dijkstra, 1906-1985) schreef een mooi gedicht over de Friese Bevrijdingsdag met als titel ’15 april’:
Doe kaam de yntocht fan de Kanadezen
En méi foel de benearing fan ús wei,
De strjitten jubelen in heech jûchhei, –
Wa tocht jit oan de widdowen en wezen?
Lykwols, hár wie it op befrijingsdei,
As hiene hja net út, geweld en frezen,
En rûn der hjir noch yn it libben stees
In skrouwing fan de déá jin efternei.
Het gedicht verscheen in 1955 in het speciale herdenkingsnummer ‘Wês wach!’ van het Friese literaire tijdschrift De Tsjerne. Het werd opgenomen in de dichtbundel Finzen en frij uit 1957 en ik nam het over uit de Samle fersen van Sjoerd Spanninga (1992). In het gedicht wordt naast het bevrijdingsgevoel ook indringend het gevoel van rouw over de verliezen beschreven.
Ik weet eigenlijk niet of er in Leeuwarden of Sneek veel gedaan wordt aan die Friese Bevrijdingsdag. In Koudum vlagt op 17 april een handjevol mensen met de Koudumer of Friese vlag en verder trekt een deel van Koudum natuurlijk ook gewoon naar het Bevrijdingsfestival op 5 mei in Leeuwarden. Dit jaar met namen als Son Mieux, ambassadeur Kaspar, Froukje en tientallen andere namen die – ach, de leeftijd – mij niets zeggen. Ja, de Hûnekop en Jitizer.
Opvallend vind ik dat het aantal mensen dat meedoet aan de Dodenherdenking op 4 mei in Koudum in de jaren dat ik hier woon wel groter lijkt te zijn geworden. Goed om te zien is ook dat deze eenvoudige herdenking – de tocht van de Martinikerk naar de begraafplaats waar een korte plechtigheid plaats vindt – georganiseerd wordt door de Oranjevereniging. Die bestaat uit jonge mensen die verder voornamelijk kinderactiviteiten organiseren.
Maar op de een of andere manier lijkt ook bij mij de Tweede Wereldoorlog in de loop der jaren eerder dichterbij gekomen dan verder weggeraakt. Misschien heeft dat te maken met de nieuwe verhalen die ik over de Tweede Wereldoorlog las en hoorde in mijn huidige woonplaats Koudum. Bijna alles wat ik op de website van Histoarysk Koudum over de Tweede Wereldoorlog las, was nieuw voor mij. Maar nog steeds duiken er ook daar nieuwe, nooit eerder vertelde verhalen over die oorlog op.
Zo verscheen in 2022 It grutte swijen, waarin Jan de Vries probeert te ontrafelen wat er eind 1944 en begin 1945 precies gebeurd is in Koudum rond de liquidatie van een landverrader. Door het ‘grote zwijgen’ viel het nog niet mee om dat te achterhalen. Het mooie van het boek is ook dat het historische verhaal van De Vries wordt gevolgd door een literaire verwerking van Ytsje Hettinga. Zij schreef drie monologen waarin vrouwen hun verhaal vertellen over wat zij rondom dat drama ervaren hebben.
Het afgelopen jaar doken er bij Histoarysk Koudum nieuwe documenten op met meer nieuwe verhalen. Die vondsten hebben de expositiecommissie van Histoarysk Koudum mede doen besluiten om de tachtigjarige viering van de bevrijding in Koudum in 2025 in te luiden met een expositie over Koudumer verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Wie dus nog Koudumer verhalen weet over de Tweede Wereldoorlog mag die gauw komen vertellen bij Histoarysk Koudum, dan kunnen die verhalen in de expositie meegenomen worden. En vooral zou het mooi zijn als er bij die verhalen voorwerpen horen die geëxposeerd kunnen worden.
Van de oorlogsslachtoffers kennen we natuurlijk de bekende verhalen van Tjalke van der Wal of Gerben Ypma naar wie straten in Koudum vernoemd zijn. We kennen ook de verhalen van de families in Koudum die na de oorlog de Israëlische Yad Vashem-onderscheiding kregen. Via het onderzoek van Jan de Vries in It grutte swijen kennen we grotendeels het verhaal van het noodlottig doodschieten van een Koudumer jongeman door de Duitsers met de dramatische nasleep daarvan. En zo zijn er meer verhalen bekend.
Maar er zijn ook nog veel verhalen onbekend gebleven. Wat is bijvoorbeeld het verhaal van Albert van de Water die in 1940 huisarts werd in Koudum en zich vestigde op huize Grovestins? Tegen het einde van de oorlog werd hij vermist. Later werd bekend dat hij in december 1945 in Torgau (tussen Dresden en Leipzig) in Russische krijgsgevangenschap is overleden. In 1948 is hij herbegraven in Berlijn-Spandau. Maar wat is zijn verhaal?
Hoe groot de kans is dat onderzoek naar die vraag ook echt een verhaal oplevert, weet ik niet. Maar dat er nog steeds nieuwe verhalen komen over wat er gebeurd is in de Tweede Wereldoorlog, ook in Koudum, dat is wel zeker.
© Jelle van der Meulen