Nog geen jaar nadat ik van Castricum naar Koudum verhuisde, verliet Piter Boersma (1947) Fryslân en verwisselde hij Wiuwert voor Loenen aan de Vecht. Vandaar zette hij zijn Friese literaire activiteiten overigens gewoon voort, zoals zijn uitgeverij Hispel. Zo publiceerde hij dit jaar zijn elfde Friese roman, It libben fan Fimme Lap, die behalve een Friese roman ook een universele roman is.
Op bladzij 125 van die nieuwe roman denkt de hoofdpersoon, Fimme Lap, terug aan het moment dat hij voor het eerst met Tetsje – later zijn vrouw – op de dansvloer stond. Hij heeft zich nooit meer beter gevoeld dan toen. En dan krijgt hij ineens het idee dat hij vanaf dat moment geleefd heeft als een gevangene van dat gevoel. Hoewel, nee, per slot van rekening heeft hij zich altijd vrij gevoeld.
Ja, wat is het nu, zou de lezer zich geïrriteerd kunnen afvragen, maar die heeft Fimme Lap inmiddels al ruim honderd bladzijden leren kennen en snapt hem heel goed, daar heeft Piter Boersma wel voor gezorgd. Het gaat te ver om Fimme Lap een Hamlet-figuur te noemen, maar al gauw wordt duidelijk, hoe sterk hij soms ook in zijn schoenen staat, Fimme schuwt het avontuur. Dat ziet hij zelf ook weer aan het eind van zijn leven als velen rond hem zijn weggevallen.
Fimme Lap woont en werkt in Wettergea, een dorpje met een verzonnen naam, in de Alde Feanen, het gebied tussen Leeuwarden en Drachten met zijn plassen, petgaten en rietlanden. In Wettergea is hij ook geboren en hij zal zijn hele leven lang dat dorp nauwelijks verlaten. Zo nu en dan voor een paar dagen naar Limburg of een reisje naar Duitsland, of de Afsluitdijk over, naar Bergen, dat is het wel.
Fimme Lap werkt al vanaf zijn veertiende jaar op een scheepswerfje in het dorp, hij is ‘hellingman’. Hij is op de werf een beetje een einzelgänger, Zo gaat hij als enige tijdens schafttijd naar huis, maar hij is verder toch ook wel collegiaal. Hij vist graag en is getrouwd met Tetsje, die een stuk avontuurlijker aangelegd is dan Fimme. Dat geeft in het boek nog wel wat problemen, waar Fimme wonderlijk goed mee om weet te gaan. Fimme en Tetsje hebben drie kinderen, twee meisjes en een jongen.
In de eerste hoofdstukken van dit boek lezen we dat Fimme op middelbare leeftijd bevriend raakt met de Duitse kunstschilder en beeldhouwer Helmut Wahrig die dan al een paar jaar met zijn vrouw Anna in Wettergea woont. Die ontmoeting zal het leven van Fimme behoorlijk veranderen, want na die ontmoeting blijft hij wel hellingman (en visser), maar hij wordt vooral ook schilder. Door zijn werk, zijn vishobby en nu ook door zijn passie voor het schilderen, heeft hij niet veel tijd voor Tetsje die haar eigen weg gaat.
De vriendschap tussen Fimme en Helmut berust niet alleen op hun gemeenschappelijke passie voor de schilderkunst. Zo werkte de vader van Helmut net als Fimme op een scheepswerf. Maar vooral een gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog heeft hen in feite samengebracht. Aan het eind van de Tweede wereldoorlog heeft Fimme in Wettergea een Duitse soldaat een dorpsgenootje dood zien schieten. De jongen had zich achter een varkenshok verstopt en dat varkenshok speelt later een grote rol in de eerste schilderijen die Fimme maakt.
Helmut was voor het eerst naar Wettergea gekomen, omdat de Duitse soldaat die geschoten had een vriend van hem was. Die had hem gevraagd om bloemen te leggen op het graf van de doodgeschoten jongen. Helmut hoefde overigens niet in het Duitse leger omdat hij als arbeider in de wapenfabriek van Krupp werkte. Helmut gebruikt later de staalkleur in zijn schilderijen en staal voor zijn beelden als symbool voor redding én schuld.
Dankzij Helmut ontwikkelt Fimme zich als schilder en als mens. Helmut leert hem niet alleen te schilderen, maar raadt hem ook boeken aan waardoor hij meer na gaat denken over zijn leven. Het fragment waarmee ik deze bespreking begon, staat in het hoofdstuk nadat Fimme De vreemdeling van Albert Camus gelezen heeft. Na een eerste keer lezen denkt hij nog: “De man dy’t dit skreaun hat is sljocht en de haadpersoan is in idioat.”
Maar bij de tweede keer lezen verandert zijn mening over boek en hoofdpersoon en hij bespreekt dat ook met Helmut. Fimme voert veel gesprekken met Helmut en filosofeert met hem over het leven. Het mogen misschien geen opzienbarende filosofieën zijn, ze passen wel heel goed in de ontwikkeling van Fimme Lap, de hellingman, visser en schilder.
Zo wordt It libben fan Fimme Lap een rijke ontwikkelingsroman over kunst, over de kunst van het leven, over liefde, waarin de lezer meegesleept wordt in het leven van de niet onsympathieke hoofdpersoon. Het boek geeft een prachtig beeld van het leven van een gewone man in de twintigste eeuw in een Fries dorpje. Een gewone man die bij nader inzien helemaal niet zo’n gewone man blijkt te zijn.
Een iets uitgebreidere bespreking staat op mijn Friese-literatuurwebsite: https://www.frieseliteratuur.nl/piter-boersma/
© Jelle van der Meulen