In de loop van de jaren zestig van de vorige eeuw kwam een relatief massale toeloop van kunstenaars naar Fryslân op gang. Met name vanuit de Randstad was de toestroom groot. Allen, het waren immers de zestiger jaren, op zoek naar een inspirerende, landelijke en o zo maagdelijke omgeving, waar ze meenden hun creativiteit onbelemmerd te kunnen ontplooien. Een van de eersten die zich hier vestigde, was Nicolaas Adrianus (Nico) Verhoeven, dan komende van Amsterdam.
Zekerheid: de wereld is vol goden
en hun licht is in de wereld broos.
Zekerheid: wij hebben niets van node
dan de liefde, einde eindeloos.
Nico Verhoeven.
Deze dichtregels, kenmerkend voor vorm en inhoud van de poëzie van Verhoeven, staan vooraan in de enige dichtbundel die de eerste vrouw van Nico heeft verzorgd: ‘Brief aan de liefste’. Truus Hagman, waarover ik schreef in het artikel over Verhoeven, had als kunstenaarsnaam Toyke de Wilde. Deze verzen verschenen in 1957-1958, en in maart 1963 als bundel bij De Beuk, Stichting voor literaire publicaties te Amsterdam.
Dit gedichtenboek begint, met vele litteraire kenmerken van de jaren ’50, aldus:
Liefste
er is veel zon zeggen ze
ik zie het is geen dag
er zijn wel straten
om in te lopen
er is geen voetbreed
om op te staan
geen winkel aan de stoeprand
om adem te kopen
geen woord te vinden
om te zeggen hoe het met mij gaat
er is niet gebeurd
er gebeurt niets
…
Zoals al geschetst bij het beschrijven van het leven van Verhoeven, was de naoorlogse tijd in de kunstwereld er een van losbandigheid, extreem alcoholgebruik, maar ook van onzekerheid over de naoorlogse vraag: hoe nu verder (als kunstenaar)?
De experimentele poëzie van de ‘vijftigers’, een kunstzinnige zoektocht na de ‘burgerlijke’ jaren ’20 en ’30 en de verwarrende en verwoestende oorlogsjaren, kreeg vooral gestalte binnen een groep voornamelijk jonge (en mannelijke) schrijvers en dichters. Er vormde zich een onder-, en later een bovenwereld van zich verbaal werende kunstenaars die zich op een heel andere wijze wilden presenteren dan voorheen: met een spraakmakende doorbraak zowel qua vorm als inhoud van hun werk
In die kunstmatige wereld ontmoette Nico op een verjaardagsfeestje Truus Hagman, schrijver en beeldend kunstenaar, in de woning van de dichter Dirk Coster in Delft. Truus staat dan bekend als een hoogst merkwaardige vrouw, ‘als een zigeunerin met ravenzwart haar, donkere smachtende ogen en een onweerstaanbare mond. Een vrouw die slachtoffers maakt’. In het provinciale Delft was ze ‘de schrik van de stad’.
Dat feestje is op de 60e verjaardag van Coster en het gaat er merkwaardig aan toe. Dan slaat de vonk over, bij zowel Truus als Nico.
Huwelijk Nico en Truus
Het is dan 1947. Twee jaar later zal Nico Verhoeven het huwelijk met haar aangaan. Zij wonen eerst een tijdje in Amsterdam, waar Nico nog steeds voor een Zuid-Hollandse krant werkt en Truus mede de kost verdient met waarzeggen. Daarna vertrekken ze op doktersadvies naar het Gelderse Epe. Nico gaat aan de slag bij de Nieuwe Apeldoornse Courant. Daar kan hij hoofdredacteur worden, maar, passend bij Verhoeven, dat weigert hij, om maar niet aan ‘klassenverschil’ te hoeven meedoen. Hun huwelijk diende ook een praktisch doel: als samenwonend stel was het in aanmerking komen voor een sociale huurwoning nihil. Na hun huwelijk konden ze een woning, Zonnehof geheten, betrekken in Epe.
In 1955 scheiden ze echter. Nico zal veel later zijn grote liefde vinden in Judith Boer. Truus blijft toch haar verdere leven een diep verlangen koesteren naar Nico. Wanneer Verhoeven overlijdt, zal zij, zij aan zij met Judith, in het Bolswarder kunstatelier aan de Kleine Dijlakker de laatste momenten doorbrengend naast de kist waarin Nico opgebaard ligt, al tekenend…
De dichtbundel van Toyke de Wilde uit maart 1963, ‘Brief aan de liefste’, eindigt zo:
‘hoe zal ik ooit ophouden
je gade te slaan
neem me mee
laat me slapen
koning pelgrim
in je grijze pij
zonder uitkomst
een ernstig bestaan zal ons leven zijn
doortrokken van pijn en heimwee
een hortend ademhalen
een blauwe leugen onschuld
een droefgeestige viool
in het licht liefde.’
Truus Hagman is in 1995 gecremeerd en de urn ligt in het graf bij Nico, op de Algemene Begraafplaats in Bolsward. De grafsteen van Verhoeven is vormgegeven door Judith Boer. Op het kleine steentje, dicht bij het pad, valt met enige moeite te lezen: ’10 mei 1915//Trijntje Hagman//23 dec. 1995′. Daaronder de tekst ‘Brief aan de liefste’.
Het mag duidelijk zijn welke gevoelens Truus bleef houden voor Nico. De urn is op 8 maart 1996 bijgezet in het graf waar Nico Verhoeven al begraven lag.
© Willem Haanstra