(tekst: Jeroen Hinloopen, onderdirecteur bij het Centraal Planbureau)
Op het CPB schrijven we verhalen over economie, meestal over de Nederlandse economie. Economieverhalen over de woningmarkt en over haperende marktwerking, over de zorg en over overheidsfinanciën, over de arbeidsmarkt en over onderwijs, over ongelijkheid en over belastingen, over brede welvaart en over economische groei, en over nog zoveel meer. We schrijven ook over economisch beleid, over de manier waarop dat beleid aangrijpt, over de economische gevolgen ervan op korte termijn en op langere termijn, over de effectiviteit van beleid, over de uitruilen waarover beleid keuzes moet maken, en zo verder.
De economieverhalen van CPB’ers hebben doorgaans een grondige, kwantitatieve onderbouwing. Geen vrijblijvende mening van weer een econoom, maar een degelijke empirische analyse. Een economieverhaal gestut door feiten, als toepassing van economische inzichten op praktijksituaties. Onze economieverhalen zijn geen borrelpraat maar goed doordachte duidingen, die we overigens ook op borrels toelichten.
Favoriet onderwerp
En zo kwamen we binnen het CPB ook te spreken over het economieonderwijs. Want voor het maken van onze economieverhalen hebben we goed opgeleide economen en econometristen nodig, nu en in de toekomst. Maar voorziet het onderwijs nog wel in de oplevering van deze mensen? En begint dat niet in het voortgezet onderwijs, al was het maar omdat inspirerend economieonderwijs middelbare scholieren kan verleiden om te kiezen voor een economische vervolgopleiding?
Economieonderwijs is een favoriet onderwerp ‘Onder Professoren’. Zo stelt Coen Teulings: ‘Tijdens mijn decennialange werkervaring op het snijvlak van wetenschap en beleid, onder andere als directeur van het Centraal Planbureau, is mij opgevallen dat wij als economen ons prachtige theorieën eigen maken die ook praktisch relevant zijn. Echter, zodra we ze moeten toepassen op praktische beleidsvragen, schiet onze opleiding tekort’. Teulings breekt dan ook een lans voor multidisciplinair economieonderwijs: ‘Om economen de intellectuele bagage te geven om dit soort vragen te kunnen beantwoorden, zal het economieprogramma […] vertakkingen moeten hebben naar andere disciplines.’
Lans Bovenberg, ook ex-CPB’er, heeft weer andere kritiek. Volgens hem loopt het schoolvak economie in het voortgezet onderwijs dertig jaar achter op de wetenschap en op de ontwikkelingen in de samenleving met haar nadruk op de homo economicus: ‘Het economieonderwijs doet nu meer kwaad dan goed. Zo wordt jongeren geleerd dat mensen altijd kiezen voor het eigen belang en bedrijven voor het maximeren van winst, ook als dat botst met het belang van anderen. [….] Helaas legitimeert het economieonderwijs nu nog het ik-denken in sociale contexten waarin mensen en organisaties elkaars welvaart beïnvloeden. Dit erodeert het vertrouwen [….] van burgers in elkaar. Het bemoeilijkt het bewerkstelligen van allerlei maatschappelijke doelstellingen.’ Hij is ervan overtuigd dat het economieonderwijs ‘ongelukkige en egoïstische mensen creëert die ook nog eens de wereld naar de knoppen laten gaan.’
Alle ruimte
Samen met economiedocent en docentopleider Ton van Haperen mocht ik tijdens een door Jong CPB georganiseerde bijeenkomst reflecteren op een aantal indringende stellingen over het schoolvak economie in het voortgezet onderwijs. In de zaal waren de meningen verdeeld, zoals dat gaat ‘Onder Economen’.
Zelf denk ik dat het wel meevalt met de ellendige inhoud van het schoolvak economie (toegegeven, als auteur en eindredacteur van een lesmethode economie voor de tweede fase havo en vwo ben ik verdacht). Het huidige examenprogramma biedt docenten volgens mij alle ruimte voor een behandeling van allerhande actuele contexten, voor uitstapjes naar meer recent ontwikkelde vakgebieden zoals gedragseconomie en voor maatschappelijke discussies waarbij het economisch perspectief in een bredere context wordt geplaatst.
Natuurlijk moet een curriculum meebewegen met de tijd, met voortschrijdend inzicht over de gepaste inrichting van een schoolvak. Niemand is echter gebaat bij een schoksgewijze, van bovenaf opgelegde curriculumherziening, al was het maar omdat dit de professionaliteit negeert van al die docenten die dag in dag uit de beginselen van economie bijbrengen aan adolescenten. Een significante curriculumherziening moet een overtuigende, breed gedragen aanleiding hebben en moet worden voorbereid vanuit een integrale blik op het schoolvak door een breed samengestelde commissie die vooral goed luistert naar de inbreng van docenten.
Vorige maand haalden we onze dochter op uit Rotterdam. Ze had de introductieweek doorstaan en is begonnen aan haar studie econometrie aan de EUR, net zoals haar vader, 36 jaar geleden. Ik herkende veel van het curriculum; sommige vakken hadden zelfs nog dezelfde naam. Logisch – hoeveel verandert er nog in de wiskunde en statistiek? Andere vakken waren totaal nieuw voor me. Leerde ik zelf nog op een mainframe het inverteren van een matrix te programmeren, zodat je een OLS-schatter kon uitrekenen met wel 200 observaties; tegenwoordig is de meeste econometrische techniek geautomatiseerd. De nadruk ligt op begrip van de omstandigheden waaronder data gevormd zijn en de implicaties daarvan voor de te gebruiken schatter. En op de economische interpretatie van de econometrische resultaten, zeg maar het economieverhaal zoals CPB’ers dat ook graag maken. Dat noem ik vooruitgang, grote vooruitgang zelfs. In het curriculum lijkt veel van het goede bewaard te zijn gebleven, terwijl het onmiskenbaar met zijn tijd is meegegaan. Zo bezien hoeven we ons als CPB niet al teveel zorgen te maken; het onderwijs zal ook in de toekomst mensen afleveren die onze economieverhalen kunnen maken.
Ook kunt u raadplegen: CPB COLUMN – Goed economieonderwijs inspireert | CPB.nl