(tekst: De Nieuwe Denktank)
‘Om te beginnen, er gaat heel veel wél goed binnen de overheid, veel meer zelfs dan we denken.’ benadrukt Bekker aan het begin van zijn betoog. ‘Wat niet goed gaat krijgt echter in vergelijking erg veel aandacht. Daarnaast zijn er zaken waar over gesproken wordt alsof het de verkeerde kant op gaat, terwijl de onderliggende feiten iets anders zeggen.’ Als voorbeeld noemt de Leidse hoogleraar de cijfers over geweldsmisdrijven. Het heersende gevoel hierover is dat Nederland crimineler wordt, terwijl de aantallen moord- en doodslag al jaren dalen.
Dat er veel zaken goed gaan is echter geen excuus om ons niet te richten op het falen van de overheid, betoogt Bekker. ‘Er wordt snel nogal zelfgenoegzaam gesproken over wat er wel lukt. Er wordt over gesproken alsof burgers niet zo zouden moeten zeuren. Hierdoor is er geen oog voor het toenemende risico op beleidsfalen dat gepaard gaat met de productie van steeds grotere hoeveelheden regels, beleid en projecten vanuit het Rijk.’ Dit is wat Bekker ‘beleidshysterie’ noemt.
De oorzaak daarvan ligt volgens hem zowel bij de politiek als de ambtenarij. ‘Ambtenaren hebben een prikkel om beleid te maken, want het levert hen in de eerste plaats werk op. Het is hun bestaansrecht.’ Ministeries zijn ingericht met adviesraden en commissies die erop gericht zijn beleid te formuleren en een minister heeft vaak niet het overzicht om hier tegenwicht aan te bieden. Ter illustratie vertelt Bekker over zijn aantreden bij VWS. ‘Ik vroeg hoeveel projecten er op dat moment liepen vanuit het ministerie? Op die vraag was in eerste instantie geen antwoord te geven. Later bleek dat het antwoord ‘ruim driehonderd projecten’ was. Dat is natuurlijk onuitvoerbaar en oncontroleerbaar als het gaat om effectiviteit.’
Naast de productie van beleid vanuit de ministeries is er ook een perverse prikkel vanuit de politiek volgens Bekker. ‘De versplintering in de Kamer zorgt ervoor dat je als ministerie afhankelijk bent van veel verschillende partijen. Het is dan gemakkelijk om toezeggingen te doen in ruil voor politieke steun.’ De toezegging van een commissie, actieplan of nieuwe regelgeving wordt vervolgens in het ministerie omgezet in nog meer beleid. ‘De minister gokt vervolgens, vaak terecht, op het slechte geheugen van de Kamerleden om niet na een jaar naar de stand van zaken te vragen.’ Mocht dat alsnog gebeuren, zijn de politici vaak niet in staat om de stroom aan informatie vanuit het ministerie tot zich te nemen, te doorgronden en op waarde te schatten.
Het curriculum vitae van Roel Bekker is uitgebreid en toont een lange loopbaan binnen de overheid, consultancy en de academische wereld. Vanuit zijn geboorteplaats Assen en studentenstad Groningen trok hij als jurist naar Den Haag. Zijn carrière als rijksambtenaar begon bij het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO). Hij werd na zijn rechtenstudie aangenomen vanwege zijn kennis van omgevingsrecht en een specialisatie over de toepassing van computers in het recht. Als jong talent mocht hij meedraaien in een programma van de Rijksoverheid waardoor hij op verschillende ministeries kennis en ervaring op mocht doen.
‘Er wordt tegenwoordig gezegd dat ambtenaren geen kennis van zaken hebben omdat ze continu rouleren. Maar vroeger was dat met die deskundigheid echt niet zo geweldig. In mijn tijd bij VRO zag je weinig academici rondlopen op het ministerie’, geeft Bekker aan. Dit is één van de misverstanden die volgens hem het debat over het functioneren en falen van de overheid vertroebelen. Hij kan het weten, want binnen VRO ging Bekker al snel aan het werk op het bureau van de secretaris generaal (SG). ‘In de jaren zventig kreeg de SG meer en meer taken en invloed op het gebied van beleidsvorming. De functie werd meer dan enkel het besturen van het ministerie, schetst Bekker. ‘Er kwamen steeds meer beleidsterreinen bij die de departementsgrenzen overschreden, denk bijvoorbeeld aan welzijn en stedelijke vernieuwing’. Na VRO werd hij consultant bij TwijnstraGudde, waar hij veel deed op het gebied van grootschalige infrastructuur. In 1998 keerde hij terug bij het Rijk en ging hij aan de slag als SG van het ministerie van Volksgezondheid.
Dat deed hij tot 2007. Daarna werd hij secretaris generaal Vernieuwing Rijksdienst, met als opdracht onder meer een forse afslanking van de rijksoverheid. Een beweging die hij de afgelopen jaren juist in omgekeerde richting ziet. ‘De overheid dijt steeds verder uit, er komen steeds meer ambtenaren, er worden meer en meer beleid en regels gemaakt.’ In deze ‘beleidshysterie’ ligt volgens Bekker dan ook de verklaring voor wat er misgaat binnen de overheid.
Dit lange interview kunt u verder raadplegen via:
Interview Roel Bekker: ‘Dat had niet zo gemoeten! Maar hoe dan wel?’ – De Nieuwe Denktank