Categorieën
Blik op Bolsward Bolsward Cultuur Geschiedenis Godsdienst Súdwest

Gasthuiskerk Bolsward: Een avontuurlijke geschiedenis (4)

Wie aan kerkgebouwen in Bolsward denkt, zal meestentijds niet meteen denken aan het relatief kleine kerkje vlak aan de zuidoostkant van de stadsgracht, de Gasthuiskerk, voorheen de gereformeerde kerk. Je denkt eerder aan gebouwen als de gothische Sint Maartenskerk (ong. 1450), de romano-gothische Broerekerk (mogelijk deels als van voor 1300) en de expressionistische basiliek Sint Franciscus (1934 gewijd). En toch heeft die Gasthuiskerk een boeiende architectonische geschiedenis en hebben zich daar veel bijzondere en persoonlijke verhalen afgespeeld. Laten we daar in deze bijdrage van een ‘Blik op Bolsward’  eens de nodige aandacht aan schenken.

Dominee Andries Derk Rietema Polman

Een wel heel bijzondere gang van zaken blijkt tijdens de oorlogsjaren.

Het is de in 1932 in Bolsward benoemde dominee Andries Derk Rietema Polman die daarbij een wonderlijke, dappere, maar ook uiterst riskante rol vervult. Over deze Polman schreef ik in het boek ‘De Beul van Bolsward’ al uitgebreid (hoofdstuk 9). Geboren in Assen (1897) en overleden in Renkum (1993) werd hij als predikant beroepen in achtereenvolgens Roden (1926), Bolsward (1932) en Alkmaar (1945). Hij volgde na het gymnasium in Groningen een theologische studie, aanvankelijk in de theologie, even later eveneens in de filosofie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Niet in Kampen, dus, waar om conservatief-religieuze redenen de domineesvoorkeur van een bepaalde Bolswarder elite naar uit ging. Andries was op 25 september 1917 de 725e student die zich liet inschrijven aan de Vrije Universiteit.

Na zijn afstuderen werd hij benoemd in Assen, daarna in Bolsward, vervolgens Alkmaar (waar hij al eerder in de aandacht stond), uitmondend in een hoogleraarschap.

Polman was zeker in Bolsward een, bijna letterlijk te nemen, kamergeleerde, levend tussen zijn boeken en op zijn studeerkamer, waar hij eerst werkte aan zijn dissertatie en daarna, heel gericht, aan studies die uiteindelijk leidden tot een benoeming als hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Hogeschool te Kampen, in 1950, tot aan zijn emeritaat in 1967. Een bijzonderheid in zijn tijd in Bolsward was ook dat hij de bij de bouw aangebrachte engeltjes (David met de harp in het midden en twee engelen aan weerszijdenop het orgel) letterlijk daarvan af predikte: geen symbolen en beelden in de kerk. Die afgoderij was in strijd met het Ware Woord.

De benoeming van Polman te Bolsward viel op een bijzonder moment. Niet lang daarvoor was immers de nieuwe kerk tot stand gekomen, was de gesplitste gemeente weer een geworden onder één predikant, waren de diverse visies op het ware gereformeerde geloof nog springlevend en volgde in een bijzonder armoedige tijd de aanloop tot de Tweede Wereldoorlog. Waar Polman bij de gemeenteleden vooral mee opviel, was zijn (door studie min of meer gedwongen) minimale tijd die hij stak in bezoeken aan de gereformeerde gemeenteleden, ook wanneer dat duidelijk noodzakelijk was. Zijn zondagse preken waren overigens inhoudelijk erg goed.

Vooral zijn eerste ontmoeting met de streng gereformeerde burgemeester Sjerp Praamsma schetste al de kijk van een bepaalde groep leden op de nieuwe predikant:

‘U zit op de plek van een ander en op uw komst rust een vloek’.

Kortom, de kerkelijke kijk op de nieuwe dominee werd niet bepaald door de inhoud van zijn zondagse preek, maar door een vooringenomen houding vanwege de plaats van studeren, Amsterdam. Deze kijk werd voorgestaan door leden van de vroegere A-kerk, zoals ook die A en B achtergrond een rol zal gaan spelen tijdens de oorlogsjaren.

De sociale situatie binnen de gereformeerde gemeenschap was voor ingewijden in die tijd duidelijk. Het was uiteraard het gereformeerde geloof dat samenbindend was, maar binnen dat geloof speelde de sociale status van de gemeenteleden een zeer bepalende rol. Een zekere elitaire bovenlaag bepaalde veel, binnen de kerk en ook op wereldlijk, gemeenteraadsniveau. Deze scheiding was bijna identiek aan die van de voorgaande jaren, toen nog gescheiden, A- en B-kerk, werd gekerkt, met ieder een eigen dominee.

Nu was er slechts die ene dominee, van ‘Amsterdamse huize’ nog wel. Die bovendien meer wetenschapper dan praktiserend dominee was. Binnen die bepaalde plaatselijke kringen, waaronder de families Praamsma, Heeres en Eerdmans, bleef ook tijdens de oorlogsjaren het wantrouwen bestaan, terwijl een andere tak van de gemeenteleden, waaronder latere verzetsmensen als de Conradi’s, Stellingwerf, De Jager en enige agenten, waaronder hoofdagent Van der Hauw, kritisch stonden tegenover zowel ds Polman (vanwege zijn te drieste preken tegen de bezettingsmacht) als tegenover die bovenlaag, waarvan sommigen soms zeer opportuun tegenover de Duitsers stonden.

Dominee Polman. Collectie Willem Haanstra.

Een dominee in oorlogstijd

Al in de jaren voor de oorlog heerste onder sommige kerkgangers wantrouwen ten opzichte van de eigen jeugd, zoals dat van alle tijden is. Het was dominee Polman die tijdens catechisatielessen deze jeugd nogal roekeloos opzweepte om met name de ‘foute’ Bolswarders dwars te zitten. Daarvoor gebruikte Polman diverse bijbelse teksten en beelden, waarmee een religieus alibi voor bepaald gedrag voorhanden was. Zo gebeurde het dikwijls dat na deze bijeenkomsten, in het Gereformeerde Centrum, de Witherenstraat werd ingetrokken, waar op de hoek met de Marktstraat de plaatselijke NSB-voorman en sigarenhandelaar Matthijs Eerdmans woonachtig was. Ramen werden beklad met anti-Duitse leuzen. De plaatselijke politie zag dat met argusogen aan, want wanneer Eerdmans dat zou doorgeven aan de SS zouden acties het gevolg zijn. Daarom gebeurde het regelmatig dat ’s avonds laat deze agenten de ramen schoon gingen maken om narigheid te voorkomen.

De preken, op zondagochtend en -middag, waren regelmatig fel anti-Duits, zoals ook ds. Vink van de hervormde kerk placht te doen. Matthijs Eerdmans zat daarom ook regelmatig met een aantekeningenboekje kerkdiensten bij te wonen. Deze aantekeningen, een klacht tegen de betreffende dominee, bleven evenwel steken in de bureaulade van de plaatselijke politie op het stadhuis.

Eenzelfde, zo op het oog riskante, situatie deed zich voor in het najaar van 1944. De Duitsers wilden op zekere dag enkele honderden Bolswarders met de tram naar Drenthe zien vertrekken om ingezet te worden bij het oprichten van verdedigingswerken (zie ‘Bolsward in Oorlogstijd’, hoofdstuk 12). Dat zou op een dinsdagochtend moeten plaatsvinden. De zondag daarvoor riep Polman tijdens de dienst de daartoe aangewezen mannen op niet te gaan. Die dinsdagochtend waren inderdaad slechts twee gereformeerde mannen op komen dagen, Holkeboer en Panstra, en nog wel op aandringen van hun werkgevers die bang waren dat anders hun eigen zonen zouden moeten opkomen. De omstandigheden waren gelukkig zodanig geworden dat de Duitsers niet in staat bleken toe te zien op het handhaven van hun opdrachten.

Koffie en theefabriek Van der Plaats met directeur Jan Heeres, tot aan 1969 gevestigd aan het Marktplein, hoek Grootzand. Collectie Willem Haanstra.

Vechten in de kerk

Een ander merkwaardig geval deed zich voor op een zondagochtend tijdens een dienst. De spanningen tussen gereformeerde broeders waren in de loop van 1943 zodanig opgelopen dat die tot een heel bijzondere uitbarsting kwamen. Het boterde al lange tijd niet tussen de families Praamsma en Heeres enerzijds en met name hoofdagent van politie Arjen van der Hauw anderzijds. Deze laatste had zo zijn twijfels over de opstelling van Heeres tegenover de Duitse bezettingsmacht en over de Praamsma’s wegens roekeloos gedrag. Tijdens de preek van dominee Polman deed een bepaalde blik, gepaard gaande met een onaangename opmerking van Jan Heeres in de richting van Van der Hauw de politieman in grote woede uitbarsten: hij wilde direct de ‘koopman’ te lijf gaan. Op het laatste moment, na een al fysieke handeling, kon de hoogste politie-ambtenaar van Bolsward er nog nauwelijks van worden weerhouden de eigenaar van de Van der Plaatsfabrieken lichamelijk flink letsel te bezorgen. Trillend van emotie en met zijn eveneens trillende vrouw, verliet Arjen van der Hauw het kerkgebouw om thuis tot rust te komen. Dominee Polman vervolgde zijn preek, waarbij hij erop wees om vergevingsgezind naar elkaar toe te zijn en ‘anderen niet mee te laten genieten van wat zich in ons midden heeft afgespeeld’.


Arjen van der Hauw, hoofdagent van politie tijdens de oorlogsjaren. Fotocollectie familie Van der Hauw.

Het is goed te wijzen op de moeilijke situatie waarin Van der Hauw verkeerde. Aan de ene kant om in ieder geval zo op het oog loyaal zijn aan wet en regelgeving door de bezettingsmacht opgesteld, aan de andere kant om zo behendig mogelijk te reageren in bepaalde situaties, zodat de Duitsers niet tot actie konden overgaan. Daar heeft hij de hele oorlogsperiode mee geworsteld. Daarbij speelde eveneens de positie van burgemeester Sipke de Jong (1939-1945) een bepalende rol. Hoewel Van der Hauw zeker geen vriend was van de katholieke burgemeester, wilde hij ten koste van alles voorkomen dat deze vervangen zou worden door een NSB-burgemeester.

En dat is, zeker ook met behulp van deze agent, gelukt.

Epiloog van een dominee

Het liep tegen het eind van de oorlog. In de loop van de oorlogsjaren had Polman toch zijn toon wat gematigd. Hij zag in dat zijn invloed op de veiligheid van sommige gemeenteleden groot was. Het was zijn vrouw die meermalen op matiging aandrong en veel sociale contacten van haar man overnam. Polman bleef op zijn post, ondanks diverse waarschuwingen om onder te duiken.

En dan komt het najaar van 1944. Het gemeentebestuur – dat in feite slechts bestaat uit burgemeester Sipke de Jong, maar waaraan informeel de heren Van der Zee en De Haan, de laatste wethouders, deel van uitmaken –  krijgt opdracht om 550 mannen tussen de 18 en 45 jaar (die laatste leeftijd wordt flexibel gehanteerd) aan te wijzen om verdedigingswerken op te richten in Drenthe. Paniek breekt uit op het stadhuis. Dreigingen van Duitse kant, Bolswarder middenstanders en fabriekseigenaren dringen op zekere ontheffingen aan, vooral voor eigen kinderen en min of meer bedrijfsnoodzakelijke werknemers, kerken werken tegen.

Die zondag, 15 oktober, roept Polman tijdens de twee kerkdiensten op om geen gehoor te geven aan de oproep. Dat blijkt te werken. Slechts twee van zijn gemeenteleden komen opdagen voor vertrek naar Drenthe. Hierboven en in ‘Bolsward in Oorlogstijd’ heb ik de verdere gang van zaken al aangegeven.

Agent Jan van der Kuur, formeel geen agent in gemeentedienst op dat moment, komt nog dezelfde week de familie Polman waarschuwen om onder te duiken. De dominee zal dat vervolgens inderdaad gaan doen. Hij zal tot het eind van de oorlog zich niet meer in en bij de kerk vertonen.

Hij zal vervolgens, een half jaar na de Bolswarder bevrijding, in oktober 1945 een beroep aannemen in Alkmaar, al eerder daar graag gewild.

In Bolsward gaat de beroepingscommissie aan de slag om een geschikte opvolger voor Polman te vinden. Deze commissie: ‘Ook de nieuwe predikant zal weer iemand met gebreken zijn, misschien met andere..’.

Barend Jan Aalbers (1929-2020), predikant en auteur van boekje van Kamper miniaturen over ds Polman. Foto: Reformatorisch Dagblad.

In de reeks ‘Kamper Miniaturen’, een uitgave van de Vereniging van Oud-Studenten van de ThUK, is een minimaal boekje over deze Polman, van de hand van B. Jan Aalbers, verschenen. Hoogst merkwaardig is dat de Bolswarder periode, en specifiek de oorlogstijd, niet aan bod komt. Het overigens heel aardige boekje laat in feite vijf jaar predikantschap van Polman achterwege.

Ik had contact met de toen emeritus dominee Aalbers. Ook hij vond het heel merkwaardig dat hij over die oorlogsperiode niets was tegengekomen in de notities en in andere bronnen over en van Polman. Wel gaf hij aan dat de persoonlijke dagboekaantekeningen van Andries Polman (nog) niet vrij gegeven waren. Ik had overigens nog enige tijd schriftelijk contact met Aalbers, vooral vanwege beider interesse voor die nog steeds ondergewaardeerde Bolswarder priester en schrijver Frits van der Meer. Ik kreeg van de aardige Aalbers nog een boekje dat ik nog niet had.

Met dit even aardige briefje.

Andries Derk Rietema Polman, de Groninger kamergeleerde die zijn beroep uitoefende in Roden, Bolsward, Alkmaar en Kampen, stond in een heel moeilijke periode, zowel qua kerkelijke richtingenstrijd (naweeën A- en B-kerk) als wel v.w.b. een hoogst riskante opstelling tijdens de oorlog, als dominee aan de gereformeerde kerk aan de Gasthuissingel in Bolsward. Hij liet in 1945 een gemeente achter zich die flink wat deuken in die periode had opgelopen, waaraan overigens Polman nauwelijks iets kon doen.

Tijdens de uitvaartdienst van Polman werden de eigenschappen van de dominee en professor juist getypeerd: geloof – levenskracht – gezelligheid – volharding – geheugen – verteller. Ik zou daar in ieder geval nog wel aan toegevoegd willen zien het begrip ‘kamergeleerde’, met het accent op ‘geleerde’.

© Willem Haanstra

Hierbij de links van drie eerdere delen in deze serie:

https://www.brekt.nl/gasthuiskerk-bolsward-een-avontuurlijke-geschiedenis-3/

https://www.brekt.nl/gasthuiskerk-bolsward-een-avontuurlijke-geschiedenis-2/
https://www.brekt.nl/gasthuiskerk-bolsward-een-avontuurlijke-geschiedenis-1/

Bronnen bij dit artikel:

-Dankbaar Gedenken- K. Jongsma

-Dagboeken Arjen van der Hauw

-Geschiedenis gereformeerde kerken in Nederland- diverse auteurs

-Bolsward in Oorlogstijd- Willem Haanstra

-De Beul van Bolsward- Willem Haanstra

-Hoe ons kerkgebouw tot stand kwam- uitgave geref. Kerkgemeenschap

-informatie NIOD

-div publicaties over architecten in Nederlands

-Mensen in en om de Martini- ds J.J. Kalma

-Bolsward, zeven eeuwen minderbroeders- H.A.M. Andela

-mondelinge informatie familie Ane Nauta

-Rinse Stellingwerf

-Marten Conradi

e.a. bronnen.