Wie het Bolswarder stadhuis van de buitenkant bekijkt, zal onder de indruk zijn van de vormenrijkdom van het begin 17e eeuw gebouwde monumentale ‘stadspaleis’. Pas in onze tijd wordt deze overtreffende trap van de renaissance met andere, meer bewonderende, ogen bekeken
Bolswarder rechtspraak
Bolswarders die een overtreding begingen of een lichte misdaad, dienden zich te verantwoorden tegenover het plaatselijk bestuur, meest voor schout en schepenen. Bij zwaardere misdaden gold de plaatselijke magistraat als rechtbank. Zeer ernstige misdaden werden elders, vaak in Leeuwarden, beoordeeld.
Het ‘aan de kaak stellen’ van wetsovertreders vond soms plaats op een kaak (verhoging) die voor het raadhuis opgesteld stond, zo ook in Bolsward. Publiekelijk werden daarop vastgeketende medeburgers zo bespot.
De plaats waar de wetsovertreders terechtstonden, was de vierschaar, een zaal met een aantal banken in een vierkant opgesteld, waarachter ‘de schout en schepenen’ zaten en de verdachte in het midden plaatsnam; oorspronkelijk gebeurde dat buiten, onder een lindeboom, met een vierkante afzetting eromheen. Door een deurtje, naast de grote toegangsdeur tot de raadzaal, kwamen de al in bewaringgestelden deze zaal binnen en moesten zich publiekelijk verantwoorden voor hun daden. Daarop sprak de Bolswarder magistraat het vonnis uit.
Gevangen genomen burgers werden binnengebracht door het z.g. gevangenpoortje dat zich nog steeds bevindt aan de huidige Wipstraat, pal naast het stadhuis.
Het lijkt me de moeite waard dit mini bouwsel eens nader te bekijken.
Noordelijk hoogtepunt van maniërisme
Zoals gezegd, blijkt uit de rekeningen omtrent uitbetalingen aan steenhouwers, timmerlieden, metselaars e.a. dat dit poortje gemaakt is door Jan Pyters, een Bolswarder steenhouwer. Hij kreeg daarvoor ruim 86 carolisguldens. Of hij daarbij gebruik gemaakt heeft van tekeningen zoals enkele decennia eerder door Hans Vredeman de Vries (Leeuwarden 1524- na 1600), direct dan wel indirect, in modellenalbums vastgelegd, dan wel dat het gezamenlijke bouwcollectief een voorbeeld had genomen aan eerdere Friese maniëristische bouwwerken (zoals het Stadhouderlijk Hof in Leeuwarden en de stadhuizen in Dokkum en Franeker), is niet duidelijk. Gelet op de levensloop van de toenmalige stadssecretaris, Sibren Siccama, is het zeker niet onmogelijk dat deze een zeer grote inbreng in het geheel heeft gehad. En wellicht de regie op de achtergrond.
De nog steeds genoemde vader van de Friese dichter Gysbert Japix, Jacob Gysberts, als ‘ontwerper van het stadhuis’, gelet op de door hem gemaakte maquette ervan, kan als historische onzin weggezet worden: de uitbetalingen aan deze vakkundige schrijnwerker, die o.m. het portaal van de raadzaal en een robuuste kolommenkast heeft gemaakt, zijn veel te gering om hem te duiden als ontwerper van het stadhuis. In gezamenlijkheid van kundige Bolswarder vaklieden zal tot een concept van het stadhuis zijn gekomen, waarna Jacob Gijsberts dat heeft verbeeld via een maquette. Want een zeer vakkundig houtsnijder was deze latere burgemeester zeker, gelet op werk van zijn hand als de toegangsportaal tot de raadzaal, de indrukwekkende kolommenkast en elementen van de schouw in de raadzaal.
De gevangenpoort
Zoals gezegd, het hoogst merkwaardige poortje, als een klit verbonden met het hoofdgebouw, is gebouwd in een stijl die een beknopte samenvatting geeft van die van het hoofdgebouw, aanvankelijk gezien als een overdreven vorm van opschepperij, waarbij de trots, maar ook de rijkdom van de stad overtuigend getoond moest worden. Dit maniërisme was een laatste vorm van renaissance: de hoog-renaissance in het kwadraat en tot in de vorige eeuw dikwijls afgedaan als protserige kunst. De figuren die dienden om deze kunstvorm uit te dragen, waren niet gegoten in de eeuwenoude, starre en voorgeschreven vormen, maar toonden zich los, beweeglijk en, zeker, vernieuwend.
Vanuit Italië verspreidde deze kunstvorm (ook uitgedragen in de litteratuur en schilderkunst: Leonardo da Vinci!) zich in de loop van de zestiende eeuw via Vlaanderen naar de noordelijke Nederlanden. Deze bouwstijl deed in Friesland ook, zeer laat, Bolsward aan. En uitte zich in deze zuivelstad als een van de hoogtepunten van deze architectuur in de noordelijke Nederlanden, hoewel dus zeker niet meteen als zodanig (h)erkend. Toen het Bolswarder stadhuis gereed was, 1617, was elders al enige tijd een nieuwe kunststroming actueel: de barokke kunst, uitmondend in rococo, in welke stijl het bordes voor het stadhuis werd uitgebreid en vormgegeven (1768).
De toegang tot de steeg nauwkeurig bekijkend, valt allereerst de rondboog op, afgesloten met een van oorsprong smeedijzeren hek. Deze toegangspoort wordt geflankeerd door een bakstenen opbouw waarin gebeeldhouwde negblokken, natuurstenen elementen die dienden ter versteviging van de metselpartij. Daarop een kroonlijst, een robuuste Fries met beeldhouwwerk en een inscriptie: SPQB, Senatus Populus Que Bolswardiënsis, de senaat (bestuur) en het volk (de burgers) van Bolsward (in het latijn als tweede naamvalvorm Bolswardiënsis). Denk ook aan SPQR(Romanus) en SPQB(Brugensis). Waarmee, in het verlengde van de destijds gewenste status, een zekere voornaamheid moest worden uitgedrukt. De basis van deze poort vormen de twee kapitelen aan de zijkanten, met een ionische bekroning.
Heel bijzonder is de afsluitende opbouw boven poort en Fries: een nis binnen bakstenen, waarin een vrouw in een sierlijke, gedraaide houding leunt op een kleine zuil. Een lam ligt aan haar voeten. Het geheel beeldt de Volharding uit, een van de vele Deugden die ook in de raadzaal middels de consoles te vinden zijn. Deze nis wordt geflankeerd door twee uitbundige klauwstukken, die letterlijk en figuurlijk gewichtigheid uitdrukken. Daarboven nog een horizontaal aangebrachte korte Fries van natuursteen, bekroond met een schelpvormig fronton. Onder het fraaie beeld, de Volharding symboliserend, zat van oudsher de tekst ‘Fortuna Patienta Victa’, het ‘lot door volharding overwonnen’, als ‘hart onder de riem’ van de Bolswarder boeven…
© Willem Haanstra
Eerder verscheen:
https://www.brekt.nl/stadhuis-van-bolsward-met-een-uitbundig-entree-voor-boeven-1/
Bronnen:
Oud-archief van de voormalige gemeente Bolsward;
Stadhuis van Bolsward/Boalsert (gemeentelijke uitgave in het jaar 2000, met teksten van Henk Andela, Jan Keuvelaar en Willem Haanstra);
Het Stadhuis van Bolsward, uitgave als Monument van de Maand, 1986, G.P. Karstkarel en R. Terpstra;
Bolsward, Ouderdom met gratie, W.H. Keikes, heruitgave gemeente Bolsward, 1985;
J.J.M. Vegter, Over de restauratie-1955 van het stadhuis te Bolsward.