Het was bepaald geen straf om afgelopen vrijdagmiddag (14 april) van Koudum naar Blauwhuis te fietsen en een paar uur later weer terug. Ik heb de weidevogels die ik zowel heen als terug zag en hoorde niet geteld, dus ik weet niet langs welke route er meer waren. Heen fietste ik over It Heidenskip en het pontje van Gaastmeer. Tussen Koudum en It Heidenskip liggen stukken drassig land waar tientallen grutto’s zitten. Daar voel je eventjes geen landschapspijn, behalve dan het pijnlijke besef dat er maar zo verrekt weinig van dit soort stukken land zijn.
Maar als gezegd: ook op de terugweg weidevogels, nu op de stukken land die liggen naast het fietspad (het Brekkenpaad) van Blauwhuis naar Nijhuizum langs de Oudegaasterbrekken. Het gebied daar is in het beheer van het Fryske Gea, heet De Ryp en het is de streek waar schilder, dichter en boer Gerben Rypma (1878-1963) woonde. In opdracht van de Gerben Rypma Stichting maakte Eeltsje Hettinga in 2012 een prachtig boek over Gerben Rypma met een biografie en heel veel illustraties.
Het was dan ook niet gek dat Sicco Rypma, de voorzitter van de Gerben Rypma Stichting, de aanwezigen in café De Freonskip welkom heette bij de presentatie van een tweetalige bloemlezing van de gedichten van Eeltsje Hettinga. Want daarvoor was ik vrijdagmiddag naar café De Freonskip in Blauwhuis gefietst. Als secretaris van de stichting Utjouwerij DeRyp die de bloemlezing uitgaf, ‘moest’ ik daar wel heen. En zoals het fietsen geen straf was, was het bijwonen van de presentatie dat ook niet.
De diverse praatjes en voordrachten die met zo’n presentatie gepaard gaan waren interessant genoeg en gelukkig nergens te lang, dus de aanwezigen, zo’n veertig, vijftig man, konden na afloop nog even lekker ‘rom sitte’. De eerste die het woord kreeg na Sicco Rypma was Steven de Winter, een vriend van de dichter. De Winter begon in het Fries, dat hij na zijn verhuizing naar Friesland bij de Afûk geleerd had, maar ging halverwege zijn toespraakje over op het Nederlands omdat hij, zo zei hij humoristisch, zich toch een beetje voelde als de Franse president die Nederlands probeerde te spreken.
Hij blikte terug op zijn eerste ontmoeting met Eeltsje Hettinga, op een literaire bijeenkomst van de Gerben Rypma Stichting. “Te pearde, eropaf, dat is wat Eeltsje doet als schrijver in de literatuur, in de politiek”, zo zei de Winter, die blij was met de vele gesprekken die hij later met Eeltsje gevoerd had. En hij relativeerde het verhaal dat hij ‘afgestudeerd’ zou zijn op een gedicht van Hettinga. Bij de afsluiting van zijn studie Fries bij de Afûk had De Winter een scriptie geschreven over diens gedicht ‘Nacht oer Greonterp’.
Eeltsje Hettinga had de Friese dichter Syds Wiersma gevraagd om enkele gedichten voor te dragen. Die voelde zich schatplichtig aan dichters als Hettinga en hij had om voor te lezen een ‘hynstegedicht’ (paardengedicht) uitgezocht uit zijn nieuwste bundel Skaadhûn (2022). Het betrof het laatste deel van de cyclus ‘Achterdyk‘. Die cyclus schreef Wiersma naar aanleiding van gesprekken met Tsjerk Visser, de oudste nog levende garnalenvisser van het dorp Wierum, die destijds op 92-jarige leeftijd nog altijd met zijn zoon viste op de Waddenzee. In het gedicht verbeeldt Wiersma de verhalen en de taal van de oude visser.
Elske Schotanus stelde de tweetalige bloemlezing Te pearde-Te peerde samen, zorgde voor de Nederlandse vertalingen en schreef er een inleidend essay bij. Hoewel de thematiek in de gedichten van Eeltsje Hettinga op zijn allerkortst samen te vatten is met het woord ‘verlies’ had ze juist geprobeerd om ook de speelse, erotische en felle kant van diens gedichten te laten zien. Ze demonstreerde dat door de Nederlandse versie voor te lezen van het drie pagina’s tellende gedicht ‘Lulle’. De Friese versie lijkt door het gebruik van ‘rare’ woorden en klankrijkheid nauwelijks te vertalen, maar Schotanus lijkt er toch in geslaagd te zijn om die klankrijkheid naar het Nederlands te vertalen.
Daarna was het de beurt aan Eeltsje Hettinga zelf. Hij kreeg in 2021 de Gysbert Japicxprijs voor zijn werk als Dichter fan Fryslân (2017-2019). De provincie Fryslân stelde hem daarbij in de gelegenheid om een selectie uit eigen werk te laten maken. Hettinga ging kort in op wat de sprekers vóór hem gezegd hadden en op de gedichten die hij schreef als Dichter van Friesland. Hij las een gedicht voor dat hij in die hoedanigheid maakte. Het gedicht is onder andere gebaseerd op een van de bijnamen van Poetin, ‘bleke mot’ en heeft als laatste regels:
Gjin geweld of it keart him tsjin himsels:
in bom dy’t útinoar spat, midden
yn it mom fan in man, bleek as in mot.
Hij droeg ook de eerste strofe voor van het gedicht ‘Ta begearte fan gean’:
Te pearde, te pearde foar ’t reade famke Libanon
waans portret ik seach, stoned yn ȃld Avignon.
Hja sjongt de lieten fan dier en beamte, slacht
reinder út de rotsen fan onyx, in simmernacht
is har Gryks boud liifke, fjoer drage har eagen
en oerryp is de gielguorde fan har golle geast.
Hettinga zei erbij dat het gedicht opgedragen is aan Reinder Rienk van der Leest (geboren 1933), een Friese schrijver/dichter die hij nog steeds hoogacht om de speelsheid van zijn taal. Ook legde hij uit waarom de presentatie plaatsvond in Blauwhuis. In deze streken had hij als jongen vaak in een bootje gevaren met zijn oudere broer Tsjêbbe. Bij mooi weer trokken ze eropuit en hadden dan een tas met boeken, dichtbundels mee. Ze lazen elkaar gedichten voor van Obe Postma, Herman Gorter of Habakuk II de Balker (H.H. ter Balkt). Maar ook de dichter die woonde in deze streek, Gerben Rypma, zat ertussen.
Het (voor)lezen van deze dichters zette niet alleen Tsjêbbe maar ook Eeltsje Hettinga aan tot het zelf schrijven van gedichten. Eerst in het Nederlands, zo zei Eeltsje, maar al gauw ging hij over op zijn moedertaal. Daarna reikte Eeltsje Hettinga het eerste exemplaar van Te pearde-Te peerde uit aan zijn zus Wytske. Die wees het publiek nog eens op het opvallende omslag van de bundel. Dat omslag is vormgegeven door Johan Bouwhuis, maar de afbeelding met de opvallende kleuren is gemaakt door Elske Schotanus. Vooral de oortjes van het afgebeelde paardenhoofd deden Wytske terugdenken aan de tijd dat ze met haar broers en hun vader op een kar achter het paard zitten.
Voordat het aanwezige publiek nog even lekker ‘rom sitte’ kon in café De Freonskip of buiten op het terras, vertelde Hille Faber van Utjouwerij DeRyp over een paardenkeuring uit 1978 waarop de Hettinga’s uit Burgwerd ook paarden lieten keuren. Vader Hettinga was er al vroeg. De zoons zouden helpen, maar kwamen pas veel later bij de keuring aan. Dat zat een prijs, een oranje lint, niet in de weg. En in ieder geval – zo besloot Faber – verdient de bundel Te pearde-Te peerde een oranje lint.
De terugweg had ik bewust langs de Oudegaasterbrekken gepland. Daar fiets je dus langs De Ryp, de streek waaraan onze uitgeverij zijn naam ontleent. Utjouwerij DeRyp is een stichting die voortgekomen is uit de Gerben Rypma Stichting. Na het uitgeven van de biografie over Gerben Rypma heeft die stichting zich ook een tijdje beziggehouden met het uitgeven van andere boeken. Dat uitgeverijgedeelte van de Gerben Rypma Stichting is begin januari 2020 voortgezet door de nieuwe stichting Utjouwerij DeRyp.
© Jelle van der Meulen