(tekst: LTO)
Voor elk project dat stikstof veroorzaakt, moeten de stikstofgevolgen tot op een afstand van 25 kilometer berekend worden. Milieuorganisaties waren naar de rechtbank gestapt omdat ze wilden dat deze ‘afkapgrens’ zou vervallen. Als zij geslaagd waren in hun bezwaar, zou vergunningverlening in nagenoeg het hele land weer volledig op slot raken. Maar vanochtend besloot de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de rekenregel van 25 kilometer bij individuele projecten aanvaardbaar is. LTO is verheugd met deze uitspraak.
LTO-portefeuillehouder Platteland & Omgeving Trienke Elshof: “Bij een eerste lezing van deze uitspraak zien we een aantal terechte constateringen van de Raad van State die een waardevolle kans bieden om nu een nieuw stikstofbeleid te ontwerpen waarmee we in Nederland kunnen werken aan het terugdringen van emissies, het herstel van de natuur én het inregelen van realistische ontwikkelruimte voor de landbouw, de bouw, energie- en infrastructuurprojecten. We kunnen weer vooruit kijken.” Elshof is opgelucht: “Het huidige stikstofbeleid hangt aan elkaar van de noodverbandjes en ad hoc oplossingen. Met deze uitspraak laat de Raad van State duidelijk zien dat ze haar ogen niet sluit voor de realiteit. Het juridisch aanvechten van iedere mogelijkheid om Nederland van het slot te halen is – terecht – met goede argumenten van tafel geveegd. Nu moet het kabinet hierop voortbouwen en zo snel mogelijk een nieuw stikstofbeleid ontwerpen waarmee we als land aan onze toekomst kunnen werken.”
Afstand
Als de afkapgrens van 25 kilometer onderuit was gegaan, had een veehouder in Groningen bij bedrijfsuitbreiding aan moeten tonen en moeten compenseren dat dit in theorie een effect zou kunnen hebben op een natuurgebied in Midden-Limburg. Vergunningverlening was daar oneindig complex door geworden. Er is geen enkel ander land ter wereld dat op deze wijze omgaat met vergunningverlening. En bovendien: boven een afstand van 25 kilometer van een stikstofbron is het wetenschappelijk volstrekt onmogelijk om de stikstofdepositie nog toe te rekenen aan een individuele bron. Dit gegeven was al langere tijd bekend. Onafhankelijke kennisinstituten als TNO en RIVM hebben eerder al aangegeven dat het bij deposities lager dan 1 mol/hectare onmogelijk is om individuele bronnen nog te onderscheiden van de achtergronddepositie die, bijvoorbeeld, uit het buitenland afkomstig is. De Raad van State bevestigt nu met haar uitspraak dat deze onzekerheid recht doet aan de ‘best beschikbare wetenschappelijke kennis’. De afdeling stelt dat het wetenschappelijk aanvaard is er dat bij deposities op een grotere afstand dan 25 kilometer van een bron een onzekerheidsfactor van minimaal 2 is. Elshof: “Eigenlijk is de uitspraak van de Raad van State te logisch voor woorden: als een ondernemer onmogelijk kan weten of de ontwikkeling van zijn bedrijf effecten heeft op een natuurgebied dat 100 kilometer verderop ligt, dan is hij daar dus ook niet verantwoordelijk voor.”
Voorzorgsbeginsel
In het Nederlandse natuurbeleid is het zogenaamde ‘voorzorgsbeginsel’ een zwaarwegend principe: als je niet zeker weet of een project significante schade aan de natuur op zou kunnen leveren, mag het project niet (zonder compensatie) worden uitgevoerd. Met haar huidige uitspraak plaatst de Raad van State voor het eerst een praktische voetnoot bij de omgang met dit voorzorgsbeginsel. Elshof: “En juist die constatering is essentieel om een nieuw natuur- en stikstofbeleid te ontwerpen dat rekening houdt met de natuur én met de mensen die in Nederland leven, werken, bouwen en voedsel produceren. We zien dat bijvoorbeeld ook bij de ‘natuurdoelanalyses’ die de provincies nu opstellen, en als gevolg waarvan de vergunningverlening in provincie Noord-Brabant nu al weer volledig op slot ligt. In praktijk is de situatie nu zo dat als de kwaliteit van één klein habitattype binnen een groot natuurgebied onbekend is, je er van uit moet gaan dat het in een slechte staat verkeerd én vervolgens moet je er vanuit gaan dat het hele natuurgebied in een slechte staat verkeerd: onwerkbaar!”
Elshof vervolgt: “Ik blijf herhalen dat de beleidsdoelen wat LTO betreft niet ter discussie staan: we kunnen in ons kleine, drukke land de natuur verbeteren én tegelijkertijd boeren en tuinders toekomstperspectief bieden, maar dan moeten we radicaal breken met het huidige spoor waarin de kritische depositiewaarde, het voorzorgsbeginsel en de uitkomsten van rekenmodellen absoluut gemaakt worden. Daarvoor biedt deze uitspraak een goede kans!”.
De uitspraak van de Raad van State betekent overigens niet dat de stikstofneerslag op verder-weg-gelegen natuurgebieden niet relevant is. Deze maakt, zoals de afdeling het zelf stelt, deel uit van de totale stikstofneerslag in Nederland en is niet meer toe te rekenen aan individuele projecten. Trienke Elshof: “De opdracht aan het kabinet is om nu op korte termijn door te pakken met de vrijwillige regelingen voor boeren die hun bedrijfsvoering willen extensiveren, omvormen, verplaatsen, stoppen of met technische innovatie willen beperken. Zo kunnen we de stikstofuitstoot in Nederland echt terugdringen. Met draagvlak in de agrarische sector en steun van de samenleving. Ik zie de uitspraak van de Raad van State als een stevige impuls om de weg in te slaan van vrijwillige transitiekeuzes voor boeren en tuinders”.
Ook kunt u het artikel lezen via:
https://www.lto.nl/uitspraak-raad-van-state-biedt-kansen-voor-een-beter-stikstofbeleid/