De negentiende-eeuwse schrijver Charles Dickens schijnt eens verteld te hebben dat hij, als het buiten zeer koud was, iemand huurde die om zijn woning heen moest lopen stampvoeten en af en toe “Brrr!” moest roepen. Dit alles om het gevoel van huiselijke behaaglijkheid te bevorderen.
De uitdrukking ‘de genoegens van het huiselijk leven’ heeft in de geschiedenis van het economisch denken echter een geheel andere betekenis dan in bovenstaande — wellicht fictieve, maar toch wel leuke — anecdote. Ze is afkomstig van een andere Engelsman, de enigszins sombere dominee Thomas Robert Malthus (1766-1834). Hij gebruikte deze uitdrukking om er in verhulde vorm de seksuele genoegens mee aan te duiden.
Malthus had niet zo’n hoge pet op van zijn medemens. Vooral diegenen die de lagere klassen bevolkten (en die vormden het overgrote deel van de bevolking) beschouwde hij als weinig meer dan dieren. Net als de dieren waren zijn tijdgenoten voortdurend in de weer met het vergaren van voedsel. Hadden ze voor even genoeg, dan richtten ze hun aandacht op de volgende behoefte in dringendheid, de voortplanting.
Deze onbekommerde levenswijze leidde tot een van de akeligste economische wetten die ooit bedacht zijn, de zogenaamde ‘ijzeren loonwet’. De gedachte was als volgt. Zodra het loon ook maar even boven het bestaansminimum uitkwam, vonden de arbeiders het allemaal wel best en gaven zich direct over aan ‘de genoegens van het huiselijke leven’. De vruchten van deze niet onaangename inspanning kwamen negen maanden later ter wereld en na zo’n twaalf tot veertien jaar traden ze toe tot de beroepsbevolking (kinderarbeid was destijds een normaal verschijnsel).
Het aldus toegenomen arbeidsaanbod leidde ertoe dat arbeiders met een lager loon genoegen moesten nemen. Daalde het loon tot onder het bestaansminimum, dan nam de sterfte onder de werkende bevolking toe. Minder voeding, van geringere kwaliteit bovendien, veroorzaakte ook onder de zo kwetsbare kinderen hogere sterftecijfers. Al met al nam het arbeidsaanbod af, op korte termijn direct al, op langere termijn ten gevolge van toegenomen kindersterfte. Het is duidelijk dat het arbeidsloon daardoor weer een stijgende tendens ging vertonen. Vervolgens kwamen de genoegens van het huiselijk leven weer in zicht. Zo leken de arbeiders gevangen tussen de beperkte mogelijkheden die de wereld hen bood en hun eigen primitieve neigingen.
Heel lang heeft de ontmoedigende ijzeren loonwet deel uit gemaakt van het arsenaal van de economische wetenschap. In de twintigste eeuw is deze wetmatigheid gelukkig verbleekt, tenminste in de westerse landen. Het steeds maar stijgende inkomen is zelfs gepaard gegaan met kleinere gezinnen. Misschien is er op bepaalde gebieden toch iets als vooruitgang te bespeuren.
dr. Gerrit Gorter