Auto’s, gelach, geraas: alles slaat dood
op zeven hoog. Ik hoor alleen mijn spons
en het verkouden knarsen van het staal
waaraan ik hang. Soms spreekt een wolk mij aan
of gis ik wat een meeuw te zeggen heeft.
De mensen: druk, wit, stemloos, achter glas.
Op acht hoog kunst. Dat meisje daar, die lach,
wie heeft haar zo bespied dat ze immuun
voor complimenten mijn gezicht in kijkt?
En wanneer breekt die sperwer uit zijn lijst?
Ik hang hier als een ijskoud schilderij
waar niemand oog voor heeft, ik poets en zwoeg
en maak het uitzicht vrij – schilder er maand
na maand onvervalste wolken bij.
Kijk. Daar kruipt al zonlicht in mijn lijst.
Menno Wigman (1966-2018)
uit: Mijn naam is Legioen, 2012.