Varkens knorren en wroeten in de modder. Verder zijn er verschillende godsdiensten die het vlees van deze weinig populaire dieren onrein hebben verklaard. Dat laatste feit zal de varkens overigens deugd doen, hoewel het een schrale troost is: in hoog aanzien staan ze eigenlijk nergens.
Het moet dan ook een flinke opsteker voor ze zijn geweest toen ze in de economieboeken terecht kwamen. Dat hebben ze te danken aan Nederlands beroemdste econoom, de in 1994 overleden Jan Tinbergen. In 1968 kreeg Tinbergen — samen met de Noor Ragnar Frisch — de eerste Nobelprijs voor economie. Het Nobelprijscommité maakte in haar toelichting overigens geen gewag van onze knorrende vrienden.
Tinbergen ontdekte dat de prijs van varkens een vrij regelmatige golfbeweging vertoonde. Hij gaf die schommelende beweging de naam varkenscyclus. Het was niet zo moeilijk de oorzaak van de varkenscyclus te achterhalen. Die had te maken met een vertraging in het aanbod van varkens. Als boeren besluiten meer varkens te fokken, duurt het immers enige tijd voordat de biggen ter wereld komen en groot genoeg zijn om te verkopen.
Bij een hoge varkensprijs worden fokkers gestimuleerd tot meer aanbod van deze dieren. Voorlopig zal de prijs echter hoog blijven, aangezien het aanbod niet zo snel kan reageren. Hebben die roze biggetjes eenmaal het gewenste gewicht bereikt, dan zal de varkensprijs door het toegenomen aanbod flink gaan dalen. De relatief geringe opbrengst is niet direct een stimulans tot het fokken van grote aantallen varkens, zodat het een slappe tijd wordt voor de beer. De lezer begrijpt dat na enige tijd de prijs weer gaat stijgen door het afgenomen aanbod van varkens.
De varkenscyclus doet op allerlei terreinen van zich spreken, heel duidelijk bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt. Er was een tijd, vóór het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw, dat de onderwijzers niet waren aan te slepen. De pabo’s mochten dan ook hoge aantallen eerstejaarsstudenten begroeten. In de jaren tachtig ontstond vervolgens een royaal overschot van onderwijzers, dat inmiddels weer is verdwenen; de pabo’s hebben het dal ruimschoots achter zich gelaten.
Na de Tweede Wereldoorlog is een economische theorie in zwang gekomen, de theorie van de rationele verwachtingen, die ervan uitgaat dat iedereen over maximale (kostenloze) informatie beschikt en daar ook naar handelt. Fokkers zouden zeer goed in de gaten hebben op welke manier de varkensprijs schommelt en pabo-studenten zijn niet onkundig van de afwisseling tussen overschotten en tekorten van onderwijzers. Golfbewegingen zouden dan vanzelf verdwijnen, aangezien boeren en studenten hun gedrag aanpassen aan de beschikbare informatie. Maar of dat ook gebeurt? Golfbewegingen zijn zeker niet verdwenen na het bedenken van de theorie van de rationele verwachtingen. Het lijkt daarom heel waarschijnlijk dat onze varkens nog wel enige tijd de economieboeken blijven bevolken.
dr. Gerrit Gorter