Het belang van het kind kreeg een steeds belangrijke plaats in het onderwijs in de tweede helft van de vorige eeuw. En terecht. Aan pedagogische academies en lerarenopleidingen kregen studenten en dus toekomstige onderwijsgevenden die boodschap wekelijks mee. Over de inrichting van een grote schoolorganisatie werd binnen die studies niet veel aandacht gegeven.
Ergens na 1990 komen in het voortgezet onderwijs, naast leergedrag, andere zaken in beeld, zoals: autisme, leerstoornissen, adhd, add, borderline, dislectie, et cetera. Ook worden problemen thuis steeds vaker op school besproken. Het is allemaal teveel voor de vakleerkracht en de mentor. Er komen speciale zorgteams op school met daarin een vertrouwenspersoon, een psycholoog, trainers, et cetera.