Categorieën
Overpeinzingen uit Koudum

Galamadammen, Jac. P. Thijsse en Koudum

Toen ik een paar jaar in Koudum woonde, liep daar opeens mijn oud-collega J. door de Hoofdstraat. Dat was een aangename verrassing, vooral omdat het een collega was waarmee ik goed kon opschieten, ook al gaf hij een heel ander vak dan ik. En wat een toeval dat hij hier loopt, dacht ik, maar dat toevallige viel wel mee, want het bleek dat zijn familie al jarenlang met de pinksterdagen bij elkaar kwam in hotel Galamadammen. Dus het jaar daarna zag ik hem weer in Koudum.

Tja, en nu heb ik J. al ruim twee jaar niet meer in Koudum gezien, want hotel-restaurant Galamadammen zit al die tijd dicht. En wat zal ik zeggen over het gesloten hotel-restaurant. Ik kwam er niet veel, maar had zo nu en dan wel een wandelingetje met de hond, dat uitliep op een kopje koffie met oranjekoek op het terras van Galamadammen en een tijdje kijken naar de langs varende bootjes. Dat kan gelukkig nog wel bij It Skippershûs op de Kuilart, maar dus al een tijd niet bij Galamadammen.

Anderen – zoals Albert Hendriks en Eelke Lok – hebben al flink boze stukjes geschreven over de dubieuze rol van de eigenaar in deze situatie, dus dat hoef ik niet meer te doen. Nou, vooruit, toch nog een dingetje. Het is natuurlijk geweldig dat er nu Oekraïense vluchtelingen in hotel Galamadammen ondergebracht zijn. Toen na de inval van de Russen de vluchtelingenstroom uit Oekraïne op gang kwam, riep half Koudum al: laat ze maar naar Galamadammen komen, dat staat toch al jaren leeg en er gebeurt maar niks mee.

Er zijn zelfs brieven naar de eigenaar gestuurd om het pand voor de vluchtelingen ter beschikking te stellen. Toch kwam die zelf niet op het idee om het pand voor de opvang van vluchtelingen aan te bieden. Want, zo zet de eigenaar zelf op de website van Galamadammen: “Galamadammen is benaderd door de Gemeente Súd-West Fryslân [zal wel de Súdwest-Fryslân zijn geweest, JvdM] met de vraag of het mogelijk was om vluchtelingen uit de Oekraïne te herbergen. Alhoewel er al begonnen was met opstarten nu de corona beperkingen uit de wereld lijken, hebben wij aan dit verzoek gevolg gegeven.”

Afgezien van het feit dat niemand in Koudum iets van dat opstarten gemerkt heeft, valt ook op dat de eigenaar niet gewoon vermeldt dat de gemeente het pand van hem huurt, zoals in een artikel in de Leeuwarder Courant staat. Hij doet wel voorkomen of hij zich nu opeens om zijn al twee jaar niet meer bestaande gasten bekommert. Want wat is volgens de website van Galamadammen de consequentie van het opvangen van de vluchtelingen uit Oekraïne nu? “Allereerst dat het hotel, de zalen, het restaurant, het zwembad, de sauna en de terrassen ter beschikking staan van de mensen die ondergebracht worden. En verder dat recepties, bruiloften, vergaderingen, feesten e.d. voorlopig niet kunnen plaatsvinden. […] Wij begrijpen dat dit voor velen een teleurstelling zal zijn.”

Nou, dat valt wel mee hoor, meneer van Galamadammen. Teleurgesteld (en boos) zijn we omdat het hotel-restaurant al twee jaar dicht was en we vinden het juist hartstikke fijn dat er nu, na twee jaar, echt een goede reden is waarom we niet naar Galamadammen kunnen om te overnachten, te dineren of een kopje koffie met oranjekoek te nuttigen.

Zo, dat moest er toch even uit en nu maar een flink eindje in de tijd terug. Toen ik voor het eerst langs Galamadammen kwam, als jongen van zeventien, achttien jaar, op de fiets uit Noord-Holland, lag er nog een brug over het Johan Frisokanaal. Dus toen ik hier kwam wonen, keek ik wel op van het aquaduct dat er sinds 2007 ligt. Wat ik vooral mooi vind aan het aquaduct is de tekst op de noordoostelijke muur: ”Al heel spoedig komen we nu aan een van de meest merkwaardige punten van de heele Friesche waterwereld, Galamadammen.” Het citaat is van Jac. P. Thijsse (1865-1945) uit zijn ‘Verkade-album’ Friesland (1918 ). Het staat op pagina 70, tenminste van de herdruk uit 1979.

De Galamadammen uit het ‘Verkade-album’ Friesland (1918), herdruk 1979.

Op het plaatje dat erbij hoort, plaatje nummer 124 (op pagina 87) zien we hoe de brug en de herberg er aan het begin van de vorige eeuw uitzagen. Het beeld dat we op het plaatje zien, komt ongeveer overeen met het beeld dat we zien op ansichtkaarten uit het begin van de 20e eeuw en een afbeelding van een schilderij, allemaal te zien op de pagina over Galamadammen op de website van Historisch Koudum.

Friesland was voor Jac. P. Thijsse een verrassing, zo begint de inleiding van de heruitgave van diens boek over onze provincie. En het lijkt wel of Thijsse de streek rondom Koudum het allermerkwaardigst vindt. Zo noemt Thijsse Galamadammen dus “een van de meest merkwaardige punten van de heele Friesche waterwereld”. Dat komt mede door de naam. Hij legt uit dat hij in Brabant en Limburg is opgegroeid en wel van ‘madammen’ heeft gehoord, maar nooit van gala-madammen. Pas toen hij hoorde van het ‘beroemde geslacht der Galama’s’ begreep hij de naam. Dat grapje over de naam maakte Jacob van Lennep overigens al in 1836, in zijn inleiding op de historische roman De roos van Dekama.

Maar ook het hele buurtschap Galamadammen vindt Thijsse vreemd: “’t Is hier een heel merkwaardig buurtje: de sluizen, de dijk, de baken langs het meer, de watermolentjes en boerderijen in de weiden en de hooggelegen dorpjes rechts en links. Over de dammen buigt de weg van de Slaperdijk af, hij gaat dan Dammeweg heetten.”  Al eerder op dezelfde pagina fietst Thijsse van Stavoren naar Hemelum. Vanaf Hemelum ziet hij “het eerste der Friesche meren, dat meteen een der merkwaardigste is: de Morra.” Dat komt, zo legt Thijsse uit, omdat hij over de Morra kijkt: “Over de Morra heen ontwaren we warempeltjes alweer heuvelen (‘t is merkwaardig hoe heuvelrijk dat Friesland is) dat is de heuvelrij van Koudum en daarachter de torens van Workum en Hindeloopen.”

Ja, jullie hebben het goed geteld: Thijsse gebruikt in zijn boek over Friesland op die ene bladzijde over de omgeving van Koudum maar liefst vier keer het bijvoeglijk naamwoord ‘merkwaardig’. Dat vind ik dan weer ‘nuver’, maar als Koudumer vergeef ik dat de man wel, want helemaal onderaan de pagina komt Jac. P. Thijsse dan in Koudum zelf: “Zoo komen wij in Koudum, dat door ik weet niet wie, het mooiste dorp van Friesland genoemd is en de man mag wel gelijk hebben.”

Die uitspraak deed me even denken aan de eerste zin van het verhaal ‘De uitvreter’ van Nescio uit 1911. Daar heeft Nescio het over een man (dat zou Frederik van Eeden geweest zijn) die de Sarphatistraat in Amsterdam de mooiste plek van Europa vond. Nescio geeft niet de indruk dat hij het met die uitspraak eens is, maar het vreemde van de zin van Thijsse is dat hij de man nog gelijk geeft ook. En ik houd van Koudum, dat hebben jullie al wel begrepen, maar het mooiste dorp van Friesland? Nou ja, Jac. P. Thijsse zei het, honderd jaar geleden!

© Jelle der Meulen