Koudum heeft een boekwinkel. Nu lees ik om diverse redenen het liefst van een e-reader, maar sommige boeken zijn daarvoor niet beschikbaar, zoals de meeste Friese boeken. Die bestel ik dus bij boekhandel Muizelaar. Dan moet je soms even geduld hebben, vooral als je vóór het weekend een boek bestelt. Dat is er pas op donderdag, dus als je niet uitkijkt, moet je gewoon een week wachten. Dat geduld kan ik meestal wel opbrengen, maar als het donderdag is, is het geduld vaak op.
Dan ga ik dus naar de winkel, terwijl ik weet dat het boek vast nog niet uitgepakt is. Dat overkwam me een paar weken geleden ook weer, nadat ik de biografie van Tony Feitsma besteld had. Toen ik de winkel binnenkwam, was een medewerker bezig om boeken uit de binnengekomen dozen te halen. Natuurlijk wilde ze best even zoeken in welke doos mijn boek zat, al wisten we allebei al wel dat dat de laatste doos zou zijn die ze openmaakte. En jawel, de dikke biografie zat inderdaad met nog enkele kleinere boekjes in de onderste doos.
De biografie van Tony Feitsma (ruim 700 bladzijden, inclusief noten en registers) kreeg van biograaf Liuwe H. Westra de toepasselijke titel Pionier foar it Frysk, met als even toepasselijke ondertitel ‘Libben en striid fan Tony Feitsma (1928-2009)’. Het is een zeer geslaagde biografie geworden, even wetenschappelijk als leesbaar, waarin Westra de grote verdiensten van Feitsma terecht voorop stelt, maar bepaald ook niet voorbijgaat aan wat minder fraaie kanten van deze opmerkelijke vrouw.
De biografie is het boeiende verhaal van het leven en werk van Tony Feitsma, maar tegelijk een deel van het verhaal van de Friese wetenschap en de Friese (taal)beweging van die tijd. Westra houdt uiteraard de chronologische volgorde aan, maar schuwt als het nodig is niet om sommige verbanden wat verder in de tijd door te trekken. Dat Tony Feitsma een wat aparte vrouw is, is misschien niet zo vreemd. Haar jeugd was al ongewoon.
Als kleuter verhuist ze in 1932 van het Friese Brantgum naar de net drooggelegde Wieringermeerpolder. De Feitsma’s verhuizen daar nog vier keer tot ze in 1938 op de Antoniahoeve terechtkomen. Drie verschillende lagere scholen bezoekt Tony, dan de ULO, waarna ze naar het gymnasium in Alkmaar gaat, waar ze doordeweeks in een gastgezin zit. In april 1945 verhuist het gezin noodgedwongen weer, omdat de Duitsers de dijken van de Wieringermeerpolder hebben doorgestoken. Het gezin keert een paar maanden voor Tony’s eindexamen terug naar de wederom drooggelegde polder, zij het eerst in noodwoningen.
Opvallend is dat het gezin Feitsma in de Wieringermeer steeds Frieszinniger wordt en Tony zich als tiener al opgeeft als lid van het Boun fan Frysk-Nasjonale Jongerein. Na haar eindexamen studeert ze op de Universiteit van Amsterdam Germaanse talen met als hoofdvak Deens. Ze is een meer dan ijverige student en doet allerlei extra vakken: een tweede taal (Zweeds), maar ook Aldfrysk en Fryske Literatuer. Na het kandidaatsexamen sleept ze er nog nieuwe talen bij en verdiept ze zich in het Frans, het Bretons en het Middelwelsh.
In 1954 wordt ze aangenomen op het Frysk Ynstitút van de Rijksuniversiteit Groningen en ze verhuist naar die stad. In mei 1955 studeert ze cum laude af. Ze zet zich in voor de Friese beweging, maar door haar ambitie en haar kritische reacties naar andersdenkenden plaatst ze zich wel in een geïsoleerde positie. De biograaf wijst er ook op dat niet alleen haar afwijkende standpunten, maar ook haar moeizame communicatieve vaardigheden daarbij een rol gespeeld hebben.
In de jaren zestig is Tony Feitsma een begrip in de Friese Beweging. Hoewel ze soms een leidersrol heeft, zijn er voorbeelden genoeg die tonen dat ze er vaak ook niet helemaal bij hoort. Regelmatig heeft ze aanvaringen met andersdenkenden, waarbij – zo laat Westra zien – de redelijkheid wel eens weg was bij Feitsma. In 1974 promoveert ze cum laude op een – nogal technische – dissertatie over de klanken bij Gysbert Japicx en in 1978 wordt Tony Feitsma hoogleraar Fries op de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Niet alles in haar leven ging van een leien dakje, dus als Westra aan het eind van hoofdstuk 7 een tussenbalans opmaakt, schrijft hij: “Yn ‘e jierren ’70 bringt Tony Feitsma troch ynmoedich wrotten in bloeiende stúdzjerjochting yn Amsterdam ta stân en slagget it har om sels heechlearaar te wurden. Tagelyk wurdt krekt yn dy jierren dúdlik, dat Tony har persoanlik idéaal fan in bydrage oan de Fryske Beweging troch wittenskiplik ûnderboude arguminten der net ynsit.”
Hoezeer Feitsma zich ook isoleerde van anderen, soms kon ze ook wel vriendschappen sluiten, zoals met Irénke Meekma die bij haar op college kwam om Fries te leren schrijven en met wie ze later als een van de weinigen over haar persoonlijke leven kon spreken. Indrukwekkend is tegen het einde van hoofdstuk 8 Westra’s opsomming van het ‘wetenschappelijke nageslacht’ van Tony Feitsma. Een groot deel van de drijvende krachten in de frisistiek aan het einde van de 20e en het begin van de 21e eeuw heeft kortere of langere tijd bij Feitsma college gelopen.
Tegen het eind van haar hoogleraarschap komt de studie Fries onder druk te staan. Protesten helpen niet en de studierichting Fries aan de VU wordt opgeheven. Dat stak Feitsma, die geen afscheidsrede hield bij haar vertrek van de VU. Die afscheidsrede houdt ze wel als ze vanwege haar emeritaat in 1993 – ze is dan 65 – ook de Universiteit van Amsterdam verlaat. Blijken van waardering krijgt ze in de vorm van een afscheidsbundel en een geschilderd portret.
Feitsma had wel plannen voor na haar emeritaat, maar de afnemende gezondheid staat dat niet toe. Het aantal publicaties loopt vanaf 1997 duidelijk af. Vanaf 2005 gaat de gezondheid van Tony Feitsma steeds meer achteruit en in 2009 wordt ze in een verzorgingshuis enkele maanden volledig verzorgd door verpleegkundigen, familie en vrienden tot ze op 9 augustus overlijdt. De begrafenisdienst is in haar woonplaats Grouw en ze wordt begraven in haar geboortedorp Brantgum, de kist bedekt met de Friese vlag. Op haar grafsteen staat onder haar naam ‘Striidster foar it Frysk’.
Als erfgenaam had Tony Feitsma in haar testament alleen het Feitsma Fûns opgenomen. Dat fonds geeft, in de woorden van Tony Feitsma zelf: “Stipe foar it Frysk op punten dêr’t de taal him net sa maklik sels rêde kin.”. Ik kan me zo voorstellen dat de verschijning van deze zeer geslaagde en in het Fries geschreven biografie zonder de steun van het Feitsma Fonds niet mogelijk was geweest.
Deze biografie is bepaald geen geringe prestatie. In 2018 maakte Liuwe H. Westra (Tsjom 1966, classicus, theoloog, literair vertaler) bekend dat hij van plan was om de biografie van Tony Feitsma te schrijven. Daarmee begon hij in 2019 en het is bijna onvoorstelbaar dat hij in zo’n korte tijd niet alleen al het nodige materiaal verzamelde en ordende, maar het ook op zo’n heldere manier op papier zette, met het nodige illustratiemateriaal.
© Jelle van der Meulen
Voor een uitgebreidere versie van dit artikel kunt u de Friese literatuursite van Jelle van der Meulen raadplegen, via: De biografie van Tony Feitsma – Friese-literatuursite van Jelle van der Meulen (frieseliteratuur.nl)