Categorieën
Blik op Bolsward Bolsward Geschiedenis

De moord op een joodse onderduiker aan de rand van Bolsward (2)

De Tweede Wereldoorlog heeft in Bolsward diepe sporen nagelaten. In de boeken ‘Bolsward in Oorlogstijd’, ‘De Beul van Bolsward’ en ‘Een Sneeuwgans boven Bolsward’ , en elders, schreef ik daarover. Een aantal van deze droeve gebeurtenissen speelde zich af langs de rand van de stad, met name aan de zuidoostkant ervan. Het was op en rond het buitengebied Spreeuwenstein, gelegen langs de Snekervaart (de Wymerts), waar een Amerikaans oorlogsvliegtuig neerstortte met negen bemanningsleden aan boord, een Bolswarder jongen (Sjerp Molenaar) werd doodgeschoten en, aan de andere kant van de Snekervaart, een joodse onderduiker wreed werd vermoord door de Duitsers. Dat gebeurde op 31 oktober 1944, op moment van dit schrijven 78 jaar geleden.

Witteveen en Bekema

Aan de rafelrand van Bolsward, langs de Snekervaart, woonde sinds 1915 de eerste Witteveen. Komend van Blauwhuis/Greonterp kwam Cornelis (Cees) daar te wonen als kleinschalig boer op Spreeuwenstein. Honderd jaar later zullen een kleine 60 personen onder de naam Witteveen in Bolsward gevestigd zijn, een grote, meest katholieke familie, afstammend van genoemde Cees.

Niet lang daarna vestigde de familie Wopke Bekema zich daar eveneens. Het was 1939 en de familie kwam van een klein stadsboerderijtje in de Hanekopersteeg, in de binnenstad van Bolsward. Beide fysiek sterke en kroostrijke families werden de kleurrijke en sociaal bewogen bewoners van dit gebied van voor, tijdens en na Wereldoorlog II. Een hechte gemeenschap, die ook tijdens de oorlogsjaren op elkaar kon vertrouwen. Zo ook eind 1944, toen de spanningen en het geweld opliepen en scherp opletten de boodschap was.

Het buiten Spreeuwenstein, anno 2022, waar nog steeds een (Cees) Witteveen woont. © Willem Haanstra

Onderduiken

De jongens van Witteveen en Bekema op Spreeuwenstein waren vastberaden: nooit en te nimmer werken voor de Duitsers. Ze hadden de leeftijd dat ze ieder moment opgeroepen of tewerkgesteld konden worden. Ook lag verraad van een nabij wonende NSB-familie op de loer. Dat alles betekende een voortdurend op hun hoede zijn, elkaar waarschuwen bij dreigend gevaar. Mocht de risicovolle situatie verder oplopen dan moesten vluchtwegen en schuilplaatsen aanwezig te zijn, op en nabij Spreeuwenstein.

Een wel heel bijzondere schuilplaats diende zich aan: een provisorisch gebouwde plaggenhut in de wal van de Snekervaart, schuin tegenover de eeuwenoude boerenplaats Groot Cnossen (ook anders geschreven als Knossen of Knossens) aan de andere kant van de vaart.

Deze vluchthut was waarschijnlijk gebouwd door Justin Gerstner, de joodse jongen die ondergedoken zat op de boerderij van Buwalda, en de zoon van boer Douwe Buwalda, Sjoerd. Bagger uit de Snekervaart lag namelijk opgeslagen op het land van Buwalda en diende daarom al gauw als materiaal om deze plaggenhut te bouwen. Het geraamte van de schuilplaats was van oud hout, waarin een deur aangebracht werd, met tegen de buitenkant plaggen gestapeld. Tegen dat baggerland aan lag land van boer Hendrik Witteveen, het Flokkerslân genoemd.

Zicht vanaf Groot Knossens op rietkraag Sneekervaart, waar aan de overkant de plaggenhut gesitueerd was. Centraal achteraan de plaats waar de boerderij van Douwe Buwalda stond en links de kerktoren van Blauwhuis. © Willem Haanstra

De Duitse dreiging nam toe, vooral na de Spoorwegstaking van 17 september 1944, waardoor vele ambtenaren onderdoken, ook op Iemswâlde. Ook vier jonge mannen van Spreeuwenstein gingen ’s avonds regelmatig onderduiken op een boerderij op Iemswâlde, maar omdat het daar overvol van ook ambtenaren raakte, zochten ze naar andere mogelijkheden. De jongens, Hendrik en Bonte Witteveen en Theo en Johannes Bekema, kenden een aantal mogelijkheden op Spreeuwenstein om naartoe te vluchten, maar ook de schuilhut in het dijkje van de Snekervaart kon daartoe dienst doen. Zo ook die nacht van 30 op 31 oktober 1944.

© Willem Haanstra

Eerder verscheen: